Werken in een therapeutisch milieu (6de herz. druk)
Een boek dat in 1980 zijn eerste druk beleefde en in 2012 aan zijn 6de druk bezig is, moet wel een bepaalde duurzaamheid vertegenwoordigen. In 1980 was het idee dat het milieu waarin de patiënt behandeld wordt, in belangrijke mate bijdraagt aan het herstel, tamelijk nieuw. Onder ‘milieu’ wordt niet alleen verstaan de vormgeving van de afdeling, de samenstelling van het team, de visie op behandeling en de methodische uitgangspunten, maar ook de wijze van samenwerking en de relaties die patiënten krijgen aangeboden met het behandelteam en de medepatiënten.
Werd in de jaren tachtig van de vorige eeuw nog vooral gedacht aan het klinische therapeutische milieu, in de 30 jaar daarna wordt de milieutheorie ook toegepast op ambulant en in deeltijd werkende teams. In het huidige tijdsgewricht, waarin sprake is van grote zorginstellingen, zorgketens, behandelcircuits en transmurale zorg, is werken vanuit een overkoepelend concept alleen maar belangrijker geworden.
Na een historisch overzicht worden drie vormen van therapeutische milieus gepresenteerd: het supportieve model waarin vooral ik-versterkend met de executieve functies wordt gewerkt, het reconstructieve model dat aangrijpt op de afweer van patiënten, en het sociaal-therapeutische model waarin vooral de sociale adaptatie versterkt wordt. In de praktijk zal men veelal combinaties van deze modellen aantreffen.
Daarnaast worden de begrippen ‘oppervlakte’- en ‘dieptestructuur’ besproken, waarbij de oppervlaktestructuur te maken heeft met de samenstelling van het team en de gemeenschappelijke taak, terwijl de dieptestructuur samenhangt met persoonlijke factoren, zoals de chemie tussen de leden van een behandelteam. De theorie wordt uitgewerkt naar verschillende soorten groepen binnen de ggz (leefgroepen, ambulante therapiegroepen, groepen binnen activiteiten- en vaktherapieën) alsook naar verschillende settingen zoals de forensische psychiatrie en de verslavingszorg.
Het boek is mooi vormgegeven en didactisch goed opgezet met veel voorbeelden ter illustratie. Aan het einde van elk hoofdstuk zijn oefeningen te vinden die zeer bruikbaar zijn bij bijvoorbeeld teamintervisie of teamtrainingen.
Naast lof ook enkele kanttekeningen. Hoewel in de inleiding gesteld wordt dat de term ‘therapeutisch milieu’ vervangen wordt door het concept ‘behandelprincipe’, is dit in het boek verder niet echt terug te vinden. Ook is het jammer dat niet ingegaan wordt op de verschillende methodieken zoals dialectische gedragstherapie, mentalisation based treatment of schematherapie die tegenwoordig in veel behandelprogramma’s gebruikt worden. De in het boek geciteerde literatuur is voor het merendeel van wat oudere datum.
Ondanks deze bemerkingen is dit boek nog steeds ‘de bijbel van de milieutherapie’, gericht op een breed publiek, waarin psychiaters, psychologen, verpleegkundigen en vaktherapeuten – en niet te vergeten: ook managers! – veel bruikbaar materiaal kunnen vinden bij de behandeling van patiëntenpopulaties met ingewikkelde problematiek.
M.M. Thunnissen