Straf, schuld & vrijheid. Pijlers van ons strafrecht. In de reeks: Oratio
Het gebeurt niet zo vaak dat een strafrechtspecialist de moed samenraapt om een bijdrage te leveren aan het filosofische debat over de vrije wil en zijn gevolgen op maatschappelijk en individueel vlak. In dit debat horen we in Nederland vooral de stemmen van hersenwetenschappers zoals Swaab en Lamme, die vinden dat hun wetenschap al ver genoeg staat om voorgoed afscheid te nemen van de vrije wil, of hun collega’s Kolk en Slors, die dit standpunt prompt bestrijden. Op enkele uitzonderingen na mengen filosofen zich nauwelijks in het publieke debat. Wel twisten ze onder collega’s rustig verder in vaktijdschriften. Aan rechtenfaculteiten is het nog stiller en hoewel er binnenskamers wel wat wordt gemord over deze nieuwe aanval op een van de pijlers van het recht, leverde dit morren tot nu toe weinig publicaties op. De Utrechtse docent Strafrecht en Strafprocesrecht vormt een welkome uitzondering die in een smaakvol uitgegeven en stijlvol geschreven essay zijn aparte positie in het debat toelicht en verdedigt.
De Jong kiest geen partij voor één van de klassieke posities in het debat over de vraag in welke mate vrije wil noodzakelijk is voor verantwoordelijkheid en schuld. Hij is geen harde compatibilist (Pereboom, Verplaetse) die gelooft dat verantwoordelijkheid en schuld uitgesloten zijn omdat er geen echte vrije wil bestaat. Hij is geen libertarist of zachte incompatibilist (Kane) die gelooft dat de feitelijke werkelijkheid voldoende acausaal of indeterministisch in elkaar steekt om ons vrije wil te schenken en ons verantwoordelijk te maken. En hij is ook geen compatibilist (Dennet) die denkt dat een naturalistische kosmos geen bedreiging vormt voor schuld en verantwoordelijkheid. Niettemin is zijn positie duidelijk: volgens De Jong zijn schuld en verantwoordelijkheid zonder vrije wil onmogelijk. Dit is een standpunt dat hij deelt met het incompatibilisme, maar in tegenstelling tot de harde variant wil hij schuld en verantwoordelijkheid niet opgeven (‘ Strafrecht kan niet bestaan zonder een concept van wilsvrijheid ’, p. 56) en in tegenstelling tot de zachte variant ziet hij niet meteen filosofische argumenten die overtuigen dat de fysische werkelijkheid daadwerkelijk voldoende acausaal of indeterministisch in elkaar steekt om een vrije wil op te leveren.
Deze argumentatie – die ik hier veel te beknopt weergeef – is niet vrij van kritiek, wat De Jong zelf al aangeeft in zelfrelativerende opmerkingen. Mijn hoofdbezwaar is het volgende. Hoe kan je een veroordeelde die in een democratische rechtstaat recht heeft op een rechtvaardiging van zijn gekregen straf ervan overtuigen dat zijn straf ook verdiend is? Kan je hem hiervan overtuigen door aan te voeren dat zijn wilsvrijheid een artefact, een veronderstelling, een uitvinding is, een ‘noodzakelijk en agressief sluitstuk van het totale strafrechtelijke begrippenstelsel’ is? Dit lijkt me een manke en laakbare onderneming. De enige motivering die volgens mij wel kan overtuigen – en het tot nu toe nog altijd doet – is deze waarin aangetoond wordt dat de veroordeelde het delict of het misdrijf kon hebben vermeden . Maar deze motivering brengt ons terug in het debat of een vrije wil nu echt bestaat of niet. Je staat immers voor de aartsmoeilijke opdracht aan te tonen dat de veroordeelde over indeterministische keuzevrijheid en/of acausale, eigen vermogens beschikte om zijn delict of misdrijf te vermijden.
Rest ons de vraag of De Jong gelijk heeft dat schuldloos strafrecht onmogelijk is? Voor een incompatibilist die, in tegenstelling tot de auteur, niet gelooft in de menselijke wilsvrijheid is dit de moeilijkste vraag. De Jong vreest dat strafrecht zonder schuld ons oergevoel om te straffen ontremt en de roep om meer en hardere straffen versterkt waardoor eigenrichting vrijwel onvermijdelijk is. Hoewel ik onmiddellijk toegeef dat zulk straf- of maatregelenrecht (nog) niet bestaat, kun je evengoed het argument omdraaien. In een schuldloze maatschappij verliezen burgers misschien de agressie die met verwijten, blaam en verdiende straf gepaard gaat en kunnen ze de maatregelen die ze nuttig achten meer baseren op nuchtere analyse van wat er precies gebeurd is en hoe kwalijke gevolgen kunnen uitblijven. Een schuldloos strafrecht is noch straffeloos recht, noch irrationeel recht waarin je daders als vijanden en onmensen afschildert. Integendeel, zo durf ik zelfs te beweren.
Jan Verplaetse