De droom. Verkenning van een grensgebied
Terwijl de droom bij het grote publiek wel op een grote interesse mag rekenen (denk maar aan de vele verklarende droomboeken), is dat voor de doorsnee-psychiater (zoals ik) vaak veel minder het geval. Dromen zijn bedrog … en zijn wij niet bang om ons op glad ijs te wagen op het subjectieve domein bij uitstek, waarbij steeds een kern van mysterie overblijft?
De grote verdienste van dit boekje is ongetwijfeld dat verschillende perspectieven naast elkaar worden geplaatst: (kunst)historisch (hoofdstuk 1) en fenomenologisch (hoofdstuk 2), psychobiologisch (hoofdstuk 3) en psychofarmacologisch (hoofdstuk 4), psychoanalytisch (hoofdstukken 5 tot 8) en psychopathologisch (hoofdstuk 9). In hoofdstuk 10 worden klinische praktijkvoorbeelden gegeven.
De hoofdstukken over psychobiologie en psychofarmacologie ervaar ik teveel als een opsomming met onvoldoende eigen bewerking. Dromen zouden een geheugenconsoliderende, probleemoplossende of adaptieve functie hebben (integratie van ervaringen om flexibeler te reageren op veranderende externe omstandigheden).
Het deel over psychoanalyse is het beste uitgewerkt en leest als een trein. Duidelijk voelt de auteur zich hier erg op zijn gemak. Voor Freud verwijst de droom naar een verborgen onbewuste wensvervulling (hoofdstuk 5) en interpreteert de analyticus de droom. Jung daarentegen (hoofdstuk 6) ziet vooral de openbarende functie van de droom, waarbij altijd een mysterieuze kern dient te worden gerespecteerd. In hoofdstuk 7 (ontwikkelingen na Freud) wordt de capaciteit tot dromen en betekenis van het droomproces uitgewerkt.
Echt in vervoering raak ik bij hoofdstuk 8 over Bion, Meltzer, Ogden en Ferro. In plaats van het zuiver decoderen van psychisch materiaal zal de therapeut de patiënt volgen in zijn verhaal, hem vergezellen, gebruikmaken van de eigen creatieve capaciteiten en hem voorzien van beelden. Duidingen dienen open en onverzadigd te zijn en ruimte te bieden voor nieuwe betekenis: juiste en volledige duidingen bestaan niet (Ferro, p. 139). Wat een geruststelling!
De auteur pleit voor de status van de droom ‘als beeldvormingstechniek van de subjectieve ervaring van de patiënt’ waarbij bijvoorbeeld een psychoanalytische opleiding in contact met de neurowetenschappen en empirische onderzoekstradities een leidraad kan bieden (p. 178).
De stijl van het boek is onderzoekend, inventariserend, didactisch en begeesterend. De auteur besnuffelt, mijmert en transformeert, net als therapeut en patiënt hun droommateriaal in de therapiekamer bewerken. Een boek dat de lezer aanzet tot het dromen van het overwinnen van de eigen weerstand om met dromen aan de slag te gaan!
Patrick de Raedemaeker