Psychische stoornissen en naastbetrokkenen. Een praktijkboek voor behandelaars
Lange tijd werd in brede kringen binnen de geestelijke gezondheidszorg de slogan ‘ De patiënt staat centraal ’ uitermate eng geïnterpreteerd: waar het om ging, was het contact tussen de individuele patiënt en de behandelaar. Familieleden of andere naasten werden buiten de behandeling gehouden en hooguit ‘gebruikt’ bij de heteroanamnese; soms werden ze als vanzelfsprekend gewantrouwd, het contact met hen werd tot het minimum beperkt en als een bedreiging voor een goed verloop van de behandeling beschouwd.
In de loop van de laatste decennia is hierin stap voor stap verandering gekomen. Vele behandelaars hebben meer oog voor het lijden van de naastbetrokkenen van mensen met psychische stoornissen en onderschatten geenszins de moeilijkheden van het omgaan met de patiënt. Bovendien zijn deze naasten een hulpbron bij het begrijpen (diagnostiek), het verbeteren van de situatie (behandeling) en het voorkomen van een dreigende terugval.
Het uitgangspunt van dit boek is de vraag: ‘ Hoe betrek je de omgeving in de dagelijkse praktijk? ’. Bij het antwoord hierop staat de integratie van twee (op het eerste gezicht wat tegenstrijdige) modellen centraal, namelijk de psycho-educatie en de systeemtherapie. Vanuit een familiale diagnostiek worden beide benaderingen als elkaar aanvullende interventies beschouwd. De auteurs benadrukken hierbij dat psycho-educatie niet mag worden verengd tot welomlijnde interventies, maar dat de attitude van de professionele hulpverlener van het grootste belang is.
Het boek heeft twee delen: de theorie en de praktijk (aangevuld met bijlagen, bestaande uit voorbeelden van praktische richtlijnen en extra informatie). In het theoretische deel worden de algemene visie en de daaraan verbonden begrippen in zeer toegankelijk taalgebruik toegelicht. Ingewikkelde theoretische bespiegelingen zal men niet vinden. De meeste hoofdstukken beginnen overigens met een kader waarin de inhoud kernachtig wordt weergegeven. Het gaat daarbij niet uitsluitend over psycho-educatie en systeemdenken; ook andere invalshoeken, zoals de hechtingstheorie, die kunnen bijdragen tot een beter begrip van de wederzijdse beïnvloeding tussen individu en relaties, komen aan bod.
In het tweede deel, de praktijk, wordt heel concreet ingegaan op de werkwijze, de uitdagingen en de valkuilen van het werken met ‘de familie als patiënt’ (‘hij die lijdt’).
De auteurs, een psychiater en een psycholoog, zijn gespecialiseerd in het werken met mensen met een persoonlijkheidsproblematiek en psychotische stoornissen. Toch zijn hun visie en de inhoud van dit boek zonder meer ook toepasbaar in het werken met andere psychische stoornissen en problemen, zowel bij kinderen en volwassenen als bij ouderen. Bij verwijzingen naar de wetgeving en praktische richtlijnen gaat het vrijwel uitsluitend om de Nederlandse realiteit, maar ook de Vlaamse lezers zullen in dit boek inspiratie voor hun werk vinden. Dit boek is, onder meer door het heldere taalgebruik, de duidelijk weergegeven visie en de praktische bruikbaarheid, een aanrader voor een brede groep professionele hulpverleners.
L. van de Ven