Cognitieve animatietherapie
Om de theorie van de cognitieve animatietherapie toe te lichten gaat de auteur uitgebreid in op de cognitieve gedragstherapie en ontwerpt een nieuw theoretisch model, het scegr -model (stimulus, cognitie, emotie, goede bedoeling, respons). De goede bedoeling, waarmee de oorspronkelijke functie van het symptoomgedrag wordt aangegeven, baseert hij op de evolutietheorie. Hij beschouwt het probleem van de cliënt als een entiteit. Deze entiteit, die ooit een goede bedoeling had, is erop uit zijn positie ten koste van de cliënt te verstevigen en veroorzaakt de klachten. De cognitieve animatietherapeut helpt de cliënt de identificatie met het probleem te verminderen, teneinde de klachten te kunnen aanpakken.
De cognitieve animatietherapie is feitelijk niet meer dan cognitieve gedragstherapie aangevuld met een moderne vorm van beeldende creatieve therapie waarbij gebruik wordt gemaakt van de computer. Het werken met beelden en animaties zou het de cliënt veel gemakkelijker maken de identificatie met zijn probleem te verminderen.
Het boek bevat een inleidend hoofdstuk, een theoriedeel dat vijf hoofdstukken omvat en een praktijkgedeelte dat uit drie hoofdstukken bestaat. Het scegr -model is helder beschreven. De verwijzing naar de evolutietheorie is plausibel. En het probleem beschouwen als een entiteit waar de cliënt het slachtoffer van is, overigens zonder dat de cliënt van zijn of haar verantwoordelijkheid wordt ontslagen, getuigt van respect. De voorbeelden die in het praktijkgedeelte worden beschreven, zijn illustratief.
Toch valt er op dit boek nog wel wat aan te merken. Het is weliswaar prettig leesbaar, maar de auteur valt nogal eens in herhaling. Een duidelijke definitie van cognitieve animatietherapie ontbreekt. Pas in het praktijkgedeelte wordt op animatie ingegaan. We zijn dan al op bladzijde 277 van het boek aangekomen.
Het scegr -model is een variant op al eerder ontworpen cognitieve leerpsychologische modellen. Volgens de auteur is dit het eerste boek waarin deze vernieuwende vorm van psychotherapie wordt beschreven. Het is bestemd voor therapeuten van alle reguliere stromingen, maatschappelijk werkers, (ortho)pedagogen, psychologen, psychiaters en alle andere werkers in de gezondheidszorg. Maar voor de beginnende therapeut die nog geen gedragstherapeutische achtergrond heeft, is het lastige kost. De cognitieve animatietherapie wordt aangeprezen als toepasbaar bij alle soorten problemen en bij cliënten van alle leeftijden. De indicatie voor cognitieve animatietherapie is zeker niet uitgebreider dan voor cognitieve gedragstherapie. Tot slot wacht cognitieve animatietherapie nog op de resultaten van effectonderzoek. Het boek maakt de pretenties niet waar.
H. de Berk