Filosofie, geneeskunde en de dood
Dit boek is de reflectie van een congres van de Vereniging voor Filosofie en Geneeskunde in 2009. Er is weinig filosofische literatuur over het levenseinde, hoewel over dood en sterven de laatste decennia openlijk kan worden gesproken. In de twintigste eeuw is de westerse mens geneigd de dood niet te aanvaarden. De geneeskunde probeert de dood zo lang mogelijk uit te stellen. In de discussie gaat het meestal om ethische kwesties, maar niet over de vraag wat de dood eigenlijk is en hoe zij met het mens-zijn verbonden is. Deze uitgave wil in die leemte voorzien.
Het boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel gaat het om de filosofische vraag wat de dood is. De patholoog W. Mooi laat zien dat het leven intrinsiek verweven is met de dood: celdood komt op grote schaal voor en wij staan in continue moleculaire wisselwerking met de omgeving. In fraaie bijdragen van Visker en Ettema komen belangrijke filosofische visies op de dood aan de orde, zoals die van Heidegger, die stelde dat ons bestaan een zijn-ten-dode is.
Het tweede deel gaat over de vraag hoe wij de dood kennen en over rouw en goed leven. De verpleeghuisarts en filosoof Keizer neemt ons mee in zijn ervaringen met de geneeskunde en stelt dat de geneeskunde de dood mijdt. Volgens hem zijn de psychiaters de grootste vermijders. Bovendien poneert hij dat filosofie niet helpt tegen de dood. Dat is natuurlijk waar omdat de dood onvermijdelijk is en waarschijnlijk ook als we het over onze eigen doodsangst hebben. Het boek als geheel toont echter juist aan dat filosofische analyses ons kunnen helpen met de reflectie op het dagelijks handelen.
Een hoogtepunt is de bijdrage van Den Hartogh. Hij analyseert de beroemde stelling van Epicurus dat de dood ons niet aangaat. Als de dood er is, zijn wij er immers niet meer en als wij leven, is de dood er niet. Dat argument wordt geleidelijk ontzenuwd. De dood kan zeker als een ‘kwaad’ worden beschouwd.
Het derde deel betreft de integratie van de dood en bevat mooie analyses van de praktijk rondom het sterfbed. Kimsma schetst de euthanasie als een modern drama om daarmee recht te doen aan de arts-patiëntrelatie bij levensbeëindiging.
Psychiaters hebben vooral met de dood te maken als gevolg van suïcide, in dit boek een ontbrekend thema. Niettemin beveel ik dit fraaie overzicht van het denken over de dood van harte aan.
Johannes Wilschut