Parentificatie. Als het kind te snel ouder wordt. In de reeks: Psychoanalytisch Actueel
‘Parentificatie’ verwijst naar een toestand waarbij een kind binnen een gezin gedurende langere tijd verantwoordelijkheden op zich neemt, feitelijk of psychisch, die voor het kind niet leeftijdsadequaat zijn, maar bij de ouders thuis horen. Het boek bevat de bewerkte voordrachten van een studiedag over dit onderwerp, aangevuld met enkele hoofdstukken die speciaal voor deze uitgave geschreven zijn.
In de inleiding vraagt Kinet aandacht voor de verschillende gezichtspunten van waaruit naar het begrip gekeken kan worden. Daarnaast geeft hij aan dat parentificatie niet alleen bij patiënten veelvuldig voorkomt. Ook de keuze voor het beroep van psychiater of psychotherapeut heeft nogal eens te maken met een positie van geparentificeerd kind binnen het gezin van herkomst van de hulpverlener.
Na een hoofdstuk van Ameye over parentificatie in de kinderpsychiatrische praktijk, probeert Thys het psychoanalytische gezichtspunt verder uit te werken. Uitgaande van het werk van Melanie Klein verschuift hij het accent van een interactionele benadering, waarbij parentificatie vooral gezien kan worden als een door ouders actief bij het kind geïnduceerd proces, naar de inbreng van het kind zelf. Hierbij staat het onbewuste verlangen centraal om de plaats van de ouder in te nemen en daarmee eigen innerlijke conflicten hanteerbaarder te maken.
In de resterende hoofdstukken komt, naast een gehechtheidsperspectief op parentificatie en visies op de behandeling, inclusief de betekenis van de eventuele ouderbegeleiding, onder meer de relatie tussen parentificatie en verslaving aan bod. In haar bijdrage maakt Hoste duidelijk hoeveel risico de zogenaamde koap-groep (kinderen van ouders met een afhankelijkheidsprobleem) in dit opzicht loopt. In België leven ongeveer 200.000 kinderen, jonger dan 15 jaar, in een gezin waar ten minste één ouder een alcohol- of medicijnenprobleem heeft. In Nederland zal dat niet veel anders zijn. Kinderen uit de koap-groep hebben viermaal zoveel kans op het ontwikkelen van een psychische stoornis als het gemiddelde kind. Hoste laat zien dat in deze gezinnen een ideale voedingsbodem aanwezig is voor het ontstaan van parentificatie. De kans dat dit gebeurt, neemt nog eens toe doordat protectieve factoren, zoals de aanwezigheid van een niet-verslaafde ouder, vaak ontbreken. De veranderingen in het functioneren van de verslaafde ouder kunnen bij het kind destructieve parentificatieprocessen in gang zetten, die uiteindelijk leiden tot het ook op latere leeftijd in blijven nemen van de positie van het zorgende kind, het kind dat kind moet blijven, het perfecte kind of de zondebok.
Het boek had volgens mij aan samenhang en helderheid kunnen winnen door een strakkere redactie. Dat neemt niet weg dat het ook in deze vorm ruimschoots aanzet tot verder denken en lezen over dit belangwekkende klinische concept.
A. Ladan