Frederik van Eeden, Vergeten psychiater en pionier van de psychotherapie
Op 5 november 1885 vertrekt de 25-jarige Frederik van Eeden naar Parijs. Daar heeft hij een afspraak met de internist Maurice Debove om meer informatie te verkrijgen voor zijn proefschrift over kunstmatige voeding bij tbc-patiënten. Deze voormalige discipel van Charcot toont Van Eeden enkele staaltjes van hypnose. En van hem krijgt Van Eeden te horen dat Charcot elke dinsdagochtend in het Salpêtrière-ziekenhuis hypnose-experimenten uitvoert bij zijn hysterische patiënten.
Na enige moeite weet Van Eeden een plek voor deze klinische les te bemachtigen. Met hem zit de vier jaar oudere Sigmund Freud in de collegebanken, die enkele weken vóór Van Eeden in de Franse hoofdstad is gearriveerd. Beide jonge artsen zijn onder de indruk van Charcots patiëntendemonstraties. Zowel Freud als Van Eeden heeft al snel door dat het bij hysterie niet om een neurologisch lijden gaat, zoals Charcot beweert, maar dat het een psychisch fenomeen betreft. (Het zal nog enkele jaren duren voordat Pierre Janet zijn leermeester Charcot hierop zal wijzen.) Door deze kennismaking met hysterie verandert hun beider leven drastisch. In plaats van de neurologie (Freud) of de interne geneeskunde (Van Eeden), kiezen ze het nieuwe beroep van psychotherapeut.
Over deze periode en over de jaren van Van Eeden waarin hij samen met de arts Albert Willem van Renterghem de psychotherapie uitoefent, gaat het boek van Vandereycken en Van Deth. Het begint met twee lezenswaardige inleidingen. De eerste, van de hand van Vandereycken, handelt over het leven van Frederik van Eeden als psychiater. In de tweede beschrijft Van Deth Van Eedens visie op hypnose en suggestie en het gebruik hiervan in de therapeutische praktijk.
De samenstellers hebben vervolgens een keuze gemaakt uit Van Eedens artikelen uit de periode tussen 1889 en 1913. Deze zijn bijna allemaal in een literair magazine verschenen, en dus niet in een medisch tijdschrift. Is dat de reden waarom de bijdragen van Van Eeden – ook nu nog – prettig leesbaar zijn? Aan bod komen het dubbel-ik, obsessies, hallucinaties, dromen en de beginselen en de praktijk van psychotherapie.
Het duo Vandereycken en Van Deth geeft blijk van een brede en diepgaande kennis over deze thema’s en over de historie. Door hun inleiding bij deze artikelen van Van Eeden en ook vanwege het uitgebreide notenapparaat zijn deze verhalen voor lezers met minder kennis van de geschiedenis van de psychiatrie – en wie zijn dat niet? – goed te begrijpen. Het boek eindigt met een uitgebreide bibliografie van en over Van Eeden. Wat ik echter miste, is een namenregister aan het slot.
Toch een correctie in de kantlijn: de samenstellers nemen – zoals trouwens ieder ander die over de Parijse periode van Van Eeden schrijft – de fout van Van Eeden over wanneer hij over het Sint Andral spreekt, het ziekenhuis waar Debove zetelde. Het hospitaal is echter naar Gabriël Andral vernoemd, de man die de begrippen ‘anemie’ en ‘ataxie’ in de eerste helft van de 19de eeuw introduceerde. Het was geen grapje van Van Eeden, zoals de plezanterie van de jonge Pierre Janet die zijn afdeling in zijn ziekenhuis in Le Havre ‘salle Saint Charcot’ noemde.
Vandereycken en Van Deth hebben een mooi, bijna liefdevol boek bezorgd, dat de herinnering aan Van Eeden als een van de eerste psychotherapeuten levend houdt. Hiermee krijgt deze de eer die hem als pionierend psychiater toekomt. Ik ben benieuwd wie de volgende is die in hun ‘Pantheon der psychiaters’ zal worden bijgezet.
F. Gilson