De narcistische persoonlijkheidsstoornis
In dit artikel worden vijf verschillende concepten betreffende de narcistische persoonlijkheidsstoornis besproken. Het gaat daarbij achtereenvolgens om de psychoanalytische concepten volgens Kohut en Kernberg, het atheoretische concept van DSM-III(-R) en twee zogenaamde compromisconcepten (Akhtar en Thomson; Siomopoulos). Het doel van het artikel is om deze vijf concepten met elkaar te vergelijken, en vervolgens de verschillen en de consequenties daarvan inzichtelijk te maken. Bij de vergelijking van de concepten wordt gebruik gemaakt van twee metatheoretische beoordelingsdimensies. Daarbij blijkt dat de concepten vooral verschillen qua doelstelling (beschrijving van een stabiele eindsituatie versus inzicht in een dynamisch ontwikkelingsproces) en, het daar deels mee samenhangende, abstractieniveau. Naarmate het concept concreter is geformuleerd zal de betrouwbaarheid toenemen en zal het concept geschikter zijn voor empirisch onderzoek. De concepten met een hoger abstractieniveau trachten de essentie weer te geven van het dynamische ontwikkelingsproces en de actuele innerlijke belevingswereld van de patiënt met een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Daarmee neemt het inzicht in de stoornis toe en kan de patiënt empathischer worden benaderd. In de beschouwing wordt gepleit voor een multiconceptuele, multi-instrumentele diagnostiek, waarbij gebruik gemaakt moet worden van onderzoeksinstrumenten en onderzoeksstrategieën die aansluiten bij het abstractieniveau en de aard van het te `meten' concept. In deze benadering kan de veelal gesuggereerde tegenstelling tussen betrouwbaarheid enerzijds en validiteit en klinische bruikbaarheid anderzijds wellicht opgeheven worden.