De therapeutische relatie en persoonlijkheid in KPSP
achtergrond Ondanks het feit dat er in de klinische praktijk vaak vanuit wordt gegaan dat persoonlijkheidsproblematiek de werkrelatie compliceert bij depressieve patiënten, zijn er hierover nauwelijks wetenschappelijke gegevens beschikbaar.
doel Nagaan wat de invloed is van dsm-iv as II-persoonlijkheidspathologie op de kwaliteit van de werkrelatie in kpsp.
methoden Persoonlijkheid werd gemeten met de Vragenlijst Kenmerken Persoonlijkheid (vkp). Hiermee wordt aanvullend op de huidige dsm-IV as II ook de depressieve en passiefagressieve persoonlijkheidsstoornis gemeten. De patiëntengroep bestond uit 100 depressieve patiënten uit een rct waarin kpsp is vergeleken met gecombineerde therapie. De therapeutische relatie werd gemeten door middel van de Helping Alliance Questionnaire (haq i) op week 12 en week 24. De voorspellende waarde van persoonlijkheidspathologie op de kwaliteit van de therapeutische relatie werd bepaald met een multivariate regressieanalyse.
resultaten Op basis van de eerste analyses blijken de paranoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornissen voorspellend te zijn voor een slechtere kwaliteit van de therapeutische relatie in het midden van de therapie. De depressieve persoonlijkheidsstoornis is vooral voorspellend voor een slechtere kwaliteit van de therapeutische relatie aan het einde van de therapie. Cluster B- en cluster C-problematiek bleek niet voorspellend.
conclusie In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, bleek persoonlijkheidsproblematiek maar zeer beperkt voorspellend voor de therapeutische relatie bij depressieve patiënten die werden behandeld met een psychodynamische therapie. Een mogelijke verklaring is dat de clinicus goed in staat is om in een dergelijke therapie de werkwijze aan te passen aan de comorbide persoonlijkheidsstoornis.