Attachment-focused Parenting. Effective Strategies to Care for Children
Sinds de pioniersstudies van John Bowlby en Mary Ainsworth, zo’n vijftig jaar geleden, zijn het onderzoek en de theorie in verband met hechting in een stroomversnelling gekomen. We weten dat een veilige hechting de basis is voor een gezonde ouder-kindrelatie. Vanuit de ontwikkelingspsychologie weten we hoe belangrijk deze eerste menselijke relaties zijn voor de cognitieve, emotionele, sociale en biologische ontwikkeling van het kind. Maar wat is veilige hechting? Wat omvat deze? Wat betekent ze voor ouders en zorgverleners? Kinderen zijn meer dan de som van hun gedragingen. Hoe kunnen hulpverleners de beginselen van veilige hechting uitleggen aan ouders enbegeleiders, zodat ze hiermee kunnen werken in de alledaagse opvoedingssituaties? De schrijver van dit boek, zijn derde trouwens (Hughes 2006; 2007), is opgeleid als psycholoog, heeft reeds 30 jaar ervaring in hechtingsproblemen en –stoornissen en heeft een klinische praktijk voor de behandeling van kinderen en hun families. Hij geniet internationale faam als opleider en als therapeut van getraumatiseerde kinderen en jongeren. Ook is hij actief met supervisie en lezingen over dit onderwerp in de Angelsaksische landen. In de inleiding met de veelzeggende titel ‘Connection versus correction’ zet de schrijver de teneur voor wat hij in de volgende 8 hoofdstukken gaat ontwikkelen en stapsgewijs zal verdiepen: het samen met het kind ontwikkelen (vergelijkbaar met het attunement van Daniel Stern) van zijn veilige hechting, zonder te vervallen in een louter correctieve aanpak van enkel het gedragsmatige. De titel van de verschillende hoofdstukken geeft een geconcentreerde samenvatting van de inhoud van elk hoofdstuk, met sprekende titels voor de verschillende paragrafen. Bijzonder boeiend hierbij zijn de dialogen tussen kind en ouder, gegrepen uit de dagelijkse opvoedingssituaties. Deze illustreren hoe aan wederzijds vertrouwen en respect kan worden gewerkt. Het eerste hoofdstuk beschrijft wat hechting is en hoe deze de opvoedingssituatie beïnvloedt. In het tweede en derde hoofdstuk wordt op ‘veiligheid’ als basisvoorwaarde en ‘intersubjectiviteit’ ingegaan. Het vierde hoofdstuk heeft de hechtingsgeschiedenis van de ouder als belangrijk gegeven in de opvoedingssituatie tot onderwerp. Het vijfde hoofdstuk beschrijft de attitude van de ouder vanuit het acroniem pace: playfulness, acceptance, curiosity en empathy. De volgende hoofdstukken hebben als onderwerp: ‘communicatie’, ‘emotionele omgang’, ‘reflectie’, ‘herstel’ en ‘het verminderen van de hechtingsweerstand’ in de relatie. Dit praktijkboek, degelijk theoretisch onderbouwd, is zeker een aanrader voor op de eerste plaats: (toekomstige) ouders, (toekomstige) grootouders (het boek is opgedragen aan de kleindochter van de auteur). Maar ik raad het ook aan voor groepsleiding, orthopedagogen, psychologen, en artsen werkzaam in gewone en moelijkere opvoedingssituaties, zoals in de bijzondere jeugdzorg en in de voorzieningen voor personen met een verstandelijke beperking. Het boek hoort thuis als obligate lectuur in hun opleiding.
R. Cayenberghs