De rol van het BDNF-gen bij depressie
achtergrond Brain derived neurotrophic
factor (bdnf) reguleert de synaptische plasticiteit
en connectiviteit in de hersenen. Genetische associatiestudies
naar de precieze rol van het bdnf
Val66Met-polymorfisme bij depressie (mdd)
laten inconsistente resultaten zien.
doel Het uitvoeren van een meta-analyse
naar het Val66Met-polymorfisme in het bdnfgen
en depressie. Spelen geslacht, etniciteit en leeftijd
een rol in de relatie tussen dit kandidaatgen en
depressie?
methoden In patiëntcontrolestudies
werden de frequenties van bdnf-val66Met vergeleken
tussen depressieve patiënten en controlepersonen.
Zowel genotype (Met/Met, Val/Met en
Val/Val) als allel (Met- en Val)frequenties werden
berekend. Analyses werden gestratificeerd naar
geslacht en etniciteit. Daarnaast werd een metaregressieanalyse
voor leeftijd uitgevoerd. Oddsratios
(or's) werden berekend met het Val/Val-genotype
(of Val-allel) als referentiegroep.
resultaten Veertien studies voldeden
aan de inclusiecriteria (2812 depressieve patiënten;
10.843 gezonde controlepersonen). In de totale
groep was het bdnf-val66Met-polymorfisme
niet geassocieerd met depressie. De analyses voor
geslacht toonden echter significante effecten,
zowel op allel- als genotypeniveau bij mannen.
Tevens bleken de gevonden associaties sterker te
worden bij een hogere leeftijd. De etniciteitspecifieke
analyses lieten geen significante associaties
zien tussen bdnf-val66Met en depressie.
conclusie Overeenkomstig eerdere,
kleinere meta-analyses werd er geen associatie
gevonden tussen de bdnf-variant en depressie.
Nieuw zijn de geslachtspecifieke resultaten die
suggereren dat het bdnf-val66Met-polymorfisme
een grotere rol heeft in de ontwikkeling van
depressie bij mannen dan bij vrouwen. Geslacht
dient daarom een expliciete rol te krijgen in onderzoek
naar genetische risicofactoren en in genomgevinginteractiestudies.
Daarnaast moet de rol
van leeftijd in genetische studies nader bestudeerd
worden. Deze meta-analyse illustreert nog eens
dat bij afwezigheid van een associatie tussen gen
en ziekte, het belangrijk is te kijken naar subgroepen.