De 3-methoxy-4-hydroxyphenylglycol excretie in 24-uurs urine bij depressieve en niet-depressieve psychiatrische patiënten
De excretie van 3-methoxy-4-hydroxyphenylglycol (MHPG) en van creatinine in 24-uurs urine werden gemeten in depressieve patiënten, onderverdeeld volgens DSM-III-criteria in: de mineure depressie (309.00, 300.40, 296.82), de depressie zonder melancholia (296.22, 296.32) met melancholia (296.23, 296.33) en met psychotische kenmerken (296.24, 296.34). Een niet-depressieve onderzoeksgroep werd samengesteld uit verschillende DSM-III-subcategorieën. De resultaten van de MHPG-excretie werden bijgesteld voor leeftijd en geslacht van de patiënt, de hoeveelheid creatinine en het 24-uurs urinevolume.
De excretie van MHPG is niet significant verschillend tussen de depressieve en de niet-depressieve onderzoeksgroep. In de depressieve onderzoeksgroep worden patiënten met melancholia gekenmerkt door een significant gedaalde MHPG-excretie (p < 0.01); patiënten met psychotische kenmerken tonen een significant verhoogde excretie (p < 0.05). De MHPG-waarden tonen een homogene verdeling in de depressieve onderzoeksgroep. Patiënten met melancholia respectievelijk met psychotische kenmerken zijn naar de linker respectievelijk rechter staart van de Gauss-verdeling verschoven.
De MHPG-excretie in 24-uurs urine wordt beïnvloed door de excretie van creatinine (p = 0.0000), het 24-uurs urinevolume (p = 0.0003) en de leeftijd van de patiënt (p = 0.027). Deze variabelen moeten dus in acht genomen worden (d.m.v. een covariantie-analysis) bij de interpretatie van de MHPG-waarden.