Handbook of Depression in Children and Adolescents
'Depressie, zoals veel psychopathologische termen, is een groot, vet woord. De huidige zwaarlijvige conditie van de term wordt geïllustreerd in het debat over het onderscheidend vermogen, of het gebrek daaraan, van depressie en de overvloedige comorbiditeit die een diagnose van depressie begeleidt,' schrijven Amélie Nantel- Vivier en Robert Pihl in hun hoofdstuk over biologische kwetsbaarheid voor depressie in dit omvangrijke handboek. De 'zwaarlijvigheid' van de term 'depressie' maakt het lastig, zo betogen zij, om te bepalen op welke aspecten onderzoekers zich moeten richten met de technologisch geavanceerde biologische maten waarover zij tegenwoordig kunnen beschikken. Het hoofdstuk van Nantel-Vivier en Pihl maakt onderdeel uit van het tweede deel van dit handboek, dat over etiologie gaat. Daaraan gaat een deel vooraf met een inleiding en een overzicht van de epidemiologie van depressie bij kinderen en adolescenten. Het derde deel van het handboek bevat hoofdstukken over behandeling, het vierde over preventie en in het vijfde deel wordt stilgestaan bij speciale aspecten, zoals geslachtsverschil, kinderen van depressieve moeders, suïcidaal gedrag en de rol van meegemaakte kindermishandeling bij de ontwikkeling van depressie. John Abela is klinisch psycholoog bij de Mc- Gill-universiteit te Montréal. Benjamin Hankin noemt zich 'developmental psychopathologist' (hoe gaan we dat vertalen, wanneer die term inburgert?) en is werkzaam bij de universiteit van North Carolina. Vrijwel alle auteurs van dit mooi verzorgde handboek zijn Canadees of Amerikaan. Abela en Hankin zijn experts op het gebied van de cognitieve psychologie en de sectie over etiologie begint met een doorwrocht hoofdstuk van hun hand over cognitieve etiologische modellen. Daarbij miste ik de kanttekening dat cognitieve fenomenen die bij depressieve kinderen en adolescenten worden gevonden niet per se oorzakelijk zijn, maar ook een gevolg of bijverschijnsel ('epifenomeen') kunnen zijn van een al bestaande depressie. Deze overweging wordt gelukkig wel in enkele andere hoofdstukken gemaakt. Het sterke hoofdstuk over gedragsgenetisch onderzoek is van de hand van Jennifer Lau en Thalia Eley, de enige in Europa werkzame auteur. Zij wijzen erop dat sommige bij depressieve jongeren voorkomende cognitieve vooroordelen voor een deel genetisch bepaald zijn, zoals de neiging om negatieve gebeurtenissen zichzelf te verwijten. In het theoretisch interessante hoofdstuk over de rol van emotieregulatie (van Emily Durbin en Daphna Shafir) werd ik getroffen door de term 'corumination', die zij gebruiken voor meisjes in de adolescentie die vooral binnen de relatie met een vriendin blijven steken in het eindeloos bespreken van negatieve gebeurtenissen. In de sectie over behandeling komen we bekende methoden tegen, zoals cognitieve gedragstherapie en interpersoonlijke psychotherapie. Voor mij nieuw was de door Tayyab Rashid en Afroze Anjum beschreven 'positive psychotherapy for young adults and children', die depressie niet wil behandelen door negatieve emoties te verminderen, maar door positieve emoties te bevorderen. Deze methode wortelt in de traditie van de humanistische psychologie, die uitgaat van een natuurlijk herstellend vermogen dat door psychotherapie moet worden geactiveerd. De auteurs geven goede argumenten voor de werkzaamheid van hun methode, al is deze nog niet onderzocht. De door Nantel-Vivier en Pihl benadrukte diversiteit van het fenomeen depressie leidt ertoe dat veel hoofdstukken in dit handboek opvallen door een opsomming van diverse en veelal tegenstrijdige bevindingen. Soms leidt dit tot saaie tekst, die slechts het gevoel achterlaat 'de geleerden zijn het niet eens'. Anderen, zoals Karen Rudolph en collega's in hun hoofdstuk over interpersoonlijke theorieën over depressie bij jeugdigen, slagen erin de uiteenlopende resultaten van een rode draad te voorzien, waardoor hun overzicht een boeiend relaas wordt. Gelukkig hebben goed geschreven hoofdstukken de overhand in dit boek, dat ondanks een relatief sterk accent op cognitieve modellen, een goed overzicht biedt van de stand van zaken van het onderzoek naar en de behandeling van depressie bij kinderen en adolescenten.
F. Boer