Magnetisatie transfer imaging bij depressie
achtergrond Magnetisatie transfer imaging (mti) is een mri-techniek die gebruikt kan worden om subtiele veranderingen in de structuur van het hersenparenchym te ontdekken. mti is gebaseerd op uitwisseling van magnetisatie tussen gebonden waterstofprotonen en vrije waterstofprotonen in het brein, die bepaald wordt door de concentratie van macromoleculen en hun integriteit. Voor ieder beeldelement (voxel) kan de Magnetization Transfer Ratio (mtr) worden berekend. Deze ratio is een kwantitatieve maat voor (diffuse) structurele schade en kan worden uitgezet in een histogram. mti is eerder gebruikt in onderzoeken naar de ziekte van Alzheimer, neuropsychiatrische systemische lupus erythematodes (sle), bipolaire stoornis en schizofrenie. Hier werden afwijkingen gevonden die niet met gebruikelijke structurele mri-technieken werden geconstateerd. Bij unipolaire depressie en bij angststoornissen is met deze techniek nog niet eerder onderzoek verricht.
doel Onderzoeken of met mti structurele, meer diffuse afwijkingen aangetoond kunnen worden bij patiënten met een depressieve stoornis. De hypothese is dat de piekhoogte van het mtr-histogram lager zal zijn bij patiënten met een depressieve stoornis in vergelijking met gezonde controlepersonen, speciaal voor de gebieden die zijn betrokken bij de regulatie van emotie.
methoden Achtendertig mdd-patiënten (major depressive disorder; 20 huidige depressie, 18 in remissie) en 46 gezonde controlepersonen ondergingen een mri-onderzoek met daarbij mti in het kader van de nesda(Nederlandse Studie naar Depressie en Angst)-mri-studie. De T1- en mti-opnames werden bewerkt binnen het beeldbewerkingsprogramma fsl (fmrib Software Library, Oxford). Verdere analyses werden gedaan in spss.
resultaten Een eerste analyse laat geen afwijkingen zien in mtr-piekhoogtes voor de gehele grijze en witte stof tussen de drie groepen. De analyses zijn echter nog niet afgerond; de invloed van de ernst van depressie en van medicatiegebruik op de integriteit van het brein zal nog verder onderzocht worden.
conclusie Vooralsnog zijn er nog geen aanwijzingen voor diffuse schade aan het brein bij patiënten met een depressieve stoornis.