Routine outcome monitoring: onderzoek naar verschillen tussen behandeleenheden
achtergrond Met routine outcome monitoring (rom) worden de uitkomsten van behandelingen in de klinische praktijk gedocumenteerd. Meetgegevens van individuele patiënten geven de behandelaar inzicht in de geboekte vooruitgang in de behandeling. Daarnaast creëert rom ook mogelijkheden om verschillen in behandeleffect tussen behandeleenheden vast te stellen en vervolgens nader onderzoek te doen naar mogelijke oorzaken van deze verschillen. Er kunnen alleen conclusies getrokken worden over verschil in effect van behandeling als de resultaten vergelijkbaar (gemaakt) zijn.
doel Het doel is om verschillen in behandeleffect tussen behandellocaties in kaart te brengen en mogelijke verklaringen voor deze verschillen te toetsen.
methoden Uit het rom-databestand van de poliklinieken stemmings-, angst- en somatoforme stoornissen is een selectie gemaakt van 448 patiënten. Deze patiënten hebben in het eerste halfjaar van 2007 een eerste rom-meting gehad en minimaal één voortgangsmeting tijdens de behandeling. Als uitkomstmaat wordt gebruikgemaakt van de totaalscore op de Brief Symptom Inventory (bsi).
resultaten De verbetering die bij de patiënten van deze selectie ten tijde van de tweede meting bereikt is, verschilt duidelijk tussen de onderzochte locaties. Opvallend is dat een deel van de patiënten bij aanvang van de behandeling al laag scoorde op de bsi. Of de verschillen tussen de locaties blijven bestaan als er rekening wordt gehouden met verschillen tussen de aard van patiëntenpopulaties, wordt in de presentatie opgenomen.
conclusie Met rom verzamelde data kunnen gebruikt worden om verschillen tussen behandeleenheden in kaart te brengen. Hierbij moet rekening gehouden worden met verschillen tussen de patiëntenpopulaties (bijvoorbeeld ernst van de klachten, comorbiditeit, etniciteit). bovendien is het vooral nuttig om op deze manier te 'benchmarken' als de behandelaren en teammanagers van de verschillende locaties erbij betrokken worden.