Trends in depressie bij 55-64-jarigen: booming business!
achtergrond Aan de World-Health- Organisation(who)-voorspellingen dat depressie de komende decennia zal uitgroeien tot de grootste ziektelastveroorzaker wordt veel gerefereerd. Hoewel deze grotendeels berusten op extrapolaties van huidige depressieprevalentiecijfers naar de verwachte toekomstige bevolkingsopbouw, wordt weinig onderzoek gedaan naar het werkelijke verloop van depressieprevalentiecijfers in de tijd (trends). De uitkomsten van onderzoeken tot nu toe zijn onvoldoende consistent en variatie in methodologie maakt onderlinge vergelijking onvoldoende mogelijk. Bovendien is in deze onderzoeken nauwelijks rekening gehouden met risicofactoren en veranderingen in het voorkomen hiervan. Niettemin is inzicht in het verloop van prevalentiecijfers in relatie tot risicofactoren essentieel bij een etiologisch multifactoriële ziekte als depressie.
doel Onderzoeken of de depressieprevalentie verandert in de tijd en of eventuele veranderingen hierin verklaard kunnen worden door veranderingen in het vóórkomen van risicofactoren en/of in de impact van risicofactoren op het ontstaan van depressie.
methoden Data van de Longitudinal Aging Study Amsterdam (lasa) werden gebruikt. Het onderzoek omvat twee aselecte steekproeven van 55-64-jarigen in 1992/1993 (n = 966) en 2002/2003 (n = 1002). Responspercentages waren respectievelijk 62% en 57%. Depressie werd gemeten met de Center for Epidemiologic Studies Depression(ces-d)- schaal.
resultaten De prevalentie van depressie bij vrouwen nam toe van 12,0% naar 20,6% (p < 0,01). Na correctie voor risicofactoren was de oddsratio 1,74 (95%-betrouwbaarheidsinterval 1,17- 2,57). Bij mannen trad geen verandering in prevalentie op. De trends in depressie werden niet verklaard door trends in risicofactoren. Wél veranderde de impact van de covariabele 'werkstatus': bij mannen nam het risico op depressie bij werkenden toe, terwijl bij vrouwen dit risico juist bij niet-werkenden toenam.
conclusie De prevalentie van depressie is in 10 jaar bij 55-64-jarige vrouwen aanzienlijk toegenomen, en kon niet worden verklaard door veranderingen in (de impact van) risicofactoren.