Experiëntiële en kortdurende therapie geïntegreerd. Praktijkboek voor het verkorten van diepwerkende therapie en het verdiepen van kortdurende therapie (W. van der Gugten & N. de Graaff, Vert.)
Bala Jaison heeft ruim twintig jaar ervaring met op focussen gerichte psychotherapie. Eind jaren tachtig kwam zij in aanraking met oplossingsgerichte therapie, een van de vele modellen binnen de kortdurende psychotherapieën. Het werd haar vrij snel duidelijk dat oplossingsgerichte en focussengerichte therapie heel wat gemeenschappelijke punten delen én - misschien nog belangrijker - dat deze modellen elkaar perfect aanvullen op die punten waarin beide therapieën van elkaar verschillen of leemtes vertonen. De hiaten in het ene model zouden volgens haar zinvol opgevuld kunnen worden door de sterktes van het andere model. Zo zou het focusmodel onder andere aangevuld kunnen worden met meer 'directionaliteit', ontleend aan het oplossingsgericht denken. Het oplossingsmodel zou dan weer 'verbeterd' kunnen worden wanneer het bijvoorbeeld aangevuld wordt met wat meer 'vertrouwen dat een beetje experiëntiële tijd de cliënt uiteindelijk iets zal opleveren en dat door het nemen van deze tijd een langdurige en blijvende verandering kan ontstaan' (p. 95). Jaison omschrijft dit ook als 'het verkorten van diepwerkende (focussengerichte) therapie' en 'het verdiepen van kortdurende (oplossingsgerichte) therapie' - niet voor niets de ondertitel van het boek. Let wel, het gaat hierbij niet om een ofofkwestie, maar om een en-en- of zowel-alsrelatie tussen beide benaderingen. Onder het motto 'het geheel is meer dan de som van de delen' is het de overtuiging van Jaison dat elk model beter werkt als het andere erin verweven of geïntegreerd is. In het boek besteedt zij aandacht aan de sterke en de zwakke punten van elk model, de overeenkomsten en de verschillen tussen de modellen, welke interventies of aspecten van elke benadering het beste werken (en op welk moment), en hoe men beide modellen tegelijkertijd kan hanteren. Ik moet eerlijk bekennen dat ik bij momenten mijn weg niet kon vinden in het boek: de structuur is wat warrig en de logica in de opbouw ervan was mij soms niet geheel duidelijk. Een belangrijk pijnpunt hierbij lijkt mij dat het boek niet is opgedeeld in logisch op elkaar volgende hoofdstukken. Het boek bestaat uit een achttiental delen, waarvan sommige niet meer dan 1 of 2 pagina's beslaan, terwijl andere ruim 25 pagina's bestrijken. De kracht van dit boek ligt in het vele casusmateriaal dat erin is opgenomen, inclusief transcripten mét een verhelderende toelichting. Het is dan ook pas bij de uitvoerige gevalsbeschrijvingen (vanaf p. 113) dat het voor de lezer écht duidelijk wordt wat Jaison in concreto bedoelt met het verweven van beide therapeutische benaderingen. Het boek is weinig theoretisch. De auteur bezorgt de lezer geen integratief model; het gaat eerder om het 'technisch-eclectisch' samenvoegen van aspecten uit beide therapieën. Hier dient evenwel bij opgemerkt te worden dat het bieden van een (overkoepelend) theoretisch kader ook niet de intentie van Jaison was: ze wilde vooral een praktijkgericht boek schrijven, met als doelgroep ervaren therapeuten die al enigszins bekend zijn met de betreffende modellen. Ik meen dat zij deels in die opzet is geslaagd en dat therapeuten op verschillende plaatsen in dit boek interessante ideeën en/of inzichten kunnen opdoen. Het is duidelijk een wat men in het Engels noemt tool- of handsonboek geworden. Tot slot nog dit. De lezer mag niet uit het oog verliezen dat de inzichten en ideeën over het 'integreren' van beide modellen zijn gebaseerd op de (positieve) ervaringen die de auteur ermee heeft opgedaan in haar eigen (jarenlange) praktijk. Echter, er werd - voor zover ik weet - nog geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de meerwaarde van een dergelijke integratie.
F. Raes