Depression and Bipolar Disorder. Stahl's Essential Stahl's Essential
De nieuwe 'Stahl' is aangekomen: intussen al de derde editie van zijn intussen wereldberoemde Essential Psychopharmacology. Zodanig uitgebreid is het werk geworden dat delen ervan nu als afzonderlijke boeken op de markt verschijnen, zoals dit boek over de psychofarmacologie van depressie en bipolaire stoornis. Waarin verschilt de derde editie van de vorige, tenminste, in dit deel over stemmingsstoornissen? Een aantal nieuwere farmaca (al op de markt of nog in testfase) is opgenomen, de rol van antipsychotica bij bipolaire depressie wordt besproken, het aantal figuren is ruwweg verdubbeld, recentere literatuur werd toegevoegd. Het gaat om een grondig herziene nieuwe editie. Wie Stephen Stahl ooit heeft horen spreken, weet het: de man is een geniaal didacticus. Zijn lezingen zijn wervelende shows, voorzien van de allerlaatste technische snufjes, de boodschap wordt perfect verpakt en met een prachtige strik eromheen aan de argeloze toeschouwer meegegeven. Dit is ook zo in zijn boeken: de vormgeving is perfect, de talloze figuren zijn zo helder en consistent dat je niet anders dan onder de indruk kunt zijn. De hele kliniek en neurobiologie van stemmingsstoornissen worden stap voor stap ontrafeld (hoofdstuk 1), alle antidepressiva (hoofdstuk 2) en stemmingsstabilisatoren (hoofdstuk 3) passeren de revue. Uiterst handige overzichten over werkingsmechanismen en bindingscapaciteiten lachen de lezer van overal toe. Ik wist niet dat psychofarmacologie zo eenvoudig kon zijn. En dat is dan natuurlijk meteen de valstrik van het hele Stahl-oeuvre. Het leest bijna als een stripboek, en dus ben je geneigd van plaatje naar plaatje te zweven. Zo zie je dan bijvoorbeeld (p. 53) dat de toegenomen activiteit tijdens een manische fase (leuke cartoon van een druk schrijvend ventje aan een bureau) te wijten is aan inefficiënte informatieverwerking in het striatum (prettig rood ingekleurd voor de gelegenheid), als gevolg van overactiviteit van serotonerge en dopaminerge banen. Glashelder. Maar als je de tekst ernaast en eronder leest, staat er terecht: 'Toegenomen activiteit bij manie zou geassocieerd kunnen zijn met inefficiënte informatieverwerking in het striatum, misschien gerelateerd aan overactiviteit van serotonerge en dopaminerge banen'. Dit is één voorbeeld, maar zo zijn er talloze. Nog een: elk van de dsm-iv- symptomen van depressie in engere zin, kan volgens het plaatje op pagina 39, worden teruggebracht tot een specifiek disfunctioneel hersencircuit. Dit is evident een oversimplificatie, er staat trouwens bij vermeld 'hypothetically', maar de kracht van de eenvoud is erg verleidelijk. Al met al een schitterend boek, maar laat u niet misleiden. Psychofarmacologie is jammer genoeg niet simpel. Zolang we blijven beseffen dat al die prachtige educatieve plaatjes verregaande reducties zijn van een veel complexere en nog grotendeels onbegrepen werkelijkheid, is er geen probleem.
S.J. Claes