Ben ik dat? Wat hersenonderzoek vertelt over onszelf
In dit boek geeft wetenschapsjournalist Mark Mieras een uitgebreid overzicht van de recente ontwikkelingen op het gebied van hersenonderzoek en neurowetenschappen. Het boek is verdeeld in vier grote delen, waarin achtereenvolgens onze waarneming van de werkelijkheid, innerlijke mentale toestanden, plasticiteit van onze hersenen en ten slotte bewustzijn en identiteit aan bod komen. Mieras schrijft voor een breed publiek van geïnteresseerden en slaagt hier ook goed in: de indeling in korte hoofdstukken, de vlotte stijl, het vermijden van onnodig wetenschappelijk jargon en referenties, de voortreffelijke verklarende woordenlijst en de levendige voorbeelden uit het dagelijks leven komen de leesbaarheid zeker ten goede. Maar er is helaas ook minder goed nieuws. De ondertitel belooft dat wij meer te weten zullen komen wat hersenonderzoek vertelt over onszelf, maar op dit vlak bleef ik toch onvoldaan. De auteur heeft gesproken met heel wat Nederlandse en buitenlandse neurowetenschappers en hij heeft zelf ook deelgenomen aan beeldvormend onderzoek van de hersenen. Deze schat aan research heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat zijn overzicht van de huidige stand van zaken op gebied van hersenonderzoek behoorlijk volledig is; bovendien heb ik hem slechts sporadisch op een inhoudelijk schoonheidsfoutje kunnen betrappen. Beschouwingen die het neurowetenschappelijk onderzoeksveld overstijgen, blijven evenwel volledig uit - hoewel volgens mij noodzakelijk in een dergelijk werk. Naarmate men vordert in het boek, krijgt men meer en meer de indruk dat het moderne hersenonderzoek op zowat al onze diepste vragen over de menselijke geest een finaal antwoord heeft gegeven of dat op zijn minst zeer binnenkort zal doen. Een kritische (filosofische) opstelling tegenover de neurowetenschappelijke methode en resultaten komt hier jammer genoeg helemaal niet aan bod. Dit terwijl het mijns inziens juist typisch is voor goede neurowetenschappers om de intrinsieke beperkingen van hun onderzoek in te zien; velen van hen onderschrijven dan ook de stelling dat hersenonderzoek vooralsnog meer nieuwe vragen oproept dan dat het definitieve antwoorden geeft. Verder bezondigt Mieras zich in dit boek systematisch aan wat Bennett en Hacker (2003) de 'mereological fallacy' noemen: hij schrijft eigenschappen die aan personen toekomen (bijvoorbeeld denken en verlangen) systematisch toe aan hersenstructuren. Bovendien is, zelfs binnen de neurowetenschappen zelf, een aantal van de inzichten die hij beschrijft als algemeen aanvaard zeker niet onproblematisch. Zo is het deel over emoties een oversimplificatie, die zwaar schatplichtig is aan Paul MacLeans oude (evolutionaire) inzichten over 'the triune brain' (reptielenbrein, zoogdierenbrein, mensenbrein) (MacLean 1949). Verder is de theorie van Mieras, die stelt dat zelfbewustzijn in de menselijke evolutie vooral is ontstaan voor sociale doeleinden, zeker interessant, maar evenmin de enige mogelijke theorie. Het boek lijkt in eerste instantie bedoeld voor een vrij ruim lekenpubliek, dat per definitie de achtergrond mist om deze kritische bedenkingen te maken, waardoor het gevaar van een erg biologisch- reductionistische visie op de menselijke geest ontstaat. Dit is een verdedigbare (filosofische) positie, maar dit dient op zijn minst te worden geëxpliciteerd, terwijl de auteur de indruk wekt dat dit de énige mogelijke positie is. Voor psychiaters lijkt het boek als algemene inleiding op de neurowetenschappen wat te beperkt, zowel voor wie geïnteresseerd is in hersenonderzoek op zich als voor wie meer wil weten over filosofische reflecties hierop. Voor deze doelgroep vormt het geheel ontbreken van referenties ook een manco. Collega's die geïnteresseerd zijn in deze onderwerpen kan ik Neurofilosofie van Johan den Boer (2003) dan ook meer aanbevelen, naast het reeds eerder geciteerde Engelstalige werk (Bennett & Hacker 2003), dat meer filosofisch van inslag is. In het Engels zijn ook goede puur neurowetenschappelijke inleidingen beschikbaar (Arciniegas & Beresford 2001). Kortom, dit is een vlot geschreven en inhoudelijk vrij sterk, maar mijns inziens te weinig kritisch overzicht van moderne neurowetenschappelijke inzichten. Het is meer geschikt voor een lekenpubliek dan voor psychiaters, maar voor eerstgenoemde doelgroep vormt het gebrek aan kritisch-filosofisch commentaar misschien nog meer een probleem.
L. Van Oudenhove