Depressie en diurnale cortisolvariabiliteit: de effecten van veroudering en chroniciteit in een langlopende bevolkingsstudie
achtergrond Cortisol vertoont een uitgesproken diurnale (24-uurs)variabiliteit, met een piek in de vroege ochtend, gevolgd door een geleidelijke neergang en een dal in de late avond. Die diurnale variabiliteit is essentieel voor aanpassing en overleving van het individu en ze neemt af met het ouder worden. Een soortgelijke verandering wordt ook gezien bij depressie. In hoeverre leeftijd hierin een rol speelt, is niet bekend. Ook is de rol van de ernst en de duur van de depressie onduidelijk.
doel Onderzoeken in hoeverre leeftijd en depressie onafhankelijk van elkaar samenhangen met een afname in diurnale cortisolvariabiliteit en nagaan wat het effect van de ernst en van de duur van de depressie is.
methode Bij een bevolkingscohort van 1154 mannen en vrouwen (63 tot 93 jaar oud), respondenten van de Longitudinal Aging Study Amsterdam, werd de speekselconcentratie cortisol thuis gemeten; 1 x direct na ontwaken en 1 x vlak voor het naar bed gaan. Depressie werd op klachtenniveau en op diagnostisch niveau gemeten. De duur van de depressie kon tot 9 jaar terug worden vastgesteld, aan de hand van eerdere metingen binnen dit cohort. Met de effecten van potentieel verstorende variabelen (chronische ziekten, cognitieve achteruitgang en slaapkwaliteit) werd rekening gehouden in de analysemethode.
resultaten Zowel depressie (bèta= -0,092; p = 0,004) als leeftijd (bèta = -0,073; p = 0,031) hing onafhankelijk van elkaar samen met een afgenomen diurnale cortisolvariabiliteit. Er waren geen aanwijzingen voor een synergistisch effect (p voor interactie = 0,348). Met het toenemen van de ernst, maar niet met het toenemen van de duur, nam de diurnale cortisolvariabiliteit proportioneel af (bèta = -0,167; p < 0,035).
conclusie Zowel depressie als leeftijd hing onafhankelijk van elkaar samen met een afname van de diurnale cortisolvariabiliteit. De ernst van de depressie hing samen met een navenante afname in diurnale cortisolvariabiliteit, maar de duur ervan niet. Deze resultaten geven reden tot verder onderzoek naar de effecten van bijvoorbeeld lichttherapie in de (secundaire) preventie van depressie bij ouderen