Objectconstantie: de betekenis voor de behandeling van het gedragsgestoorde kind
De voorgeschiedenis van residentieel behandelde patiëntjes met langdurig bestaande gedragsstoornissen wordt gekenmerkt door herhaalde separaties van hun weinig beschikbare centrale verzorgers gedurende de eerste levensjaren. Het separatie-individuatieproces van deze kinderen verliep verstoord, de fase van object- en zelfconstantie, zoals beschreven door Mahler en McDevitt bereiken zij niet. De organisatie van hun persoonlijkheid en van hun representatiewereld vertoont gelijkenissen met die van de door Kernberg beschreven primitieve persoonlijkheid, waartoe hij ook de antisociale persoonlijkheid rekent. Een van de wezenlijke doelen van de residentiële behandeling van deze kinderen is het maken van de pijnlijke overgang van objectrelaties met een vooral behoeftebevredigend karakter naar objectrelaties met de kenmerken van objectconstantie. Middelen om dit doel te bereiken zijn: een gedoseerde behoeftebevrediging, een nieuwe oriëntatie in de tijd, bovenal echter het met plezier leren functioneren buiten de lichamelijke aanwezigheid van de volwassenen zonder de innerlijke verbondenheid met hen te verliezen.