De gen-omgevinginteractie als werkingsmechanisme van preventieve interventies
achtergrond Sinds de ontdekking van het dna in 1953 door Watson en Crick heeft de moleculaire celbiologie een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Het in de celkern aanwezige dna bestuurt in eerste instantie de processen in de cel, en uiteindelijk die in het hele organisme. dna leidt via transcriptie tot rna, dat op haar beurt via translatie leidt tot de vorming van proteïnen. Deze unilaterale wijze van denken over informatieoverdracht in het organisme heeft sindsdien furore gemaakt. In de biologie staat deze bekend als the central dogma (Crick 1958). Dit dogma sluit aan bij zogenaamde predeterministische ontwikkelingsmodellen. In ons vak heeft het geleid tot de zoektocht naar genen die het ontstaan van psychopathologische aandoeningen verklaren. Veel minder aandacht krijgt het feit dat in de celbiologie ook empirische aanwijzingen zijn gevonden voor de omgekeerde weg: van proteïne naar rna (reverse translation) en van rna naar dna (reverse transcription). Er lijkt sprake van een permanent dynamisch bilateraal proces van informatieoverdracht. Het daarbij aansluitende ontwikkelingsmodel wordt probabilistisch genoemd (Gottlieb 1997; 2004). De door Caspi e.a. (2002; 2003) aangetoonde gen-omgevinginteracties zijn een verdere aanwijzing voor het ook bij de mens bestaan van deze omgekeerde informatieoverdracht.
doel Het verhelderen van de fundamentele discussie in de biologie over de epigenese.
methode Bespreken van de celbiologische processen van informatieoverdracht, natuurlijk te beginnen bij Watson en Crick, echter met relevante toevoegingen sindsdien. Bespreken van het predeterministische ontwikkelingsmodel, het probabilistische ontwikkelingsmodel en van relevant dierexperimenteel onderzoek (Francis 1999; Meaney 2004).
resultaat Het vermogen om te komen tot een genuanceerde beoordeling van de gegevens uit de gedragsgenetica.
conclusie De resultaten uit de moleculaire celbiologie zijn van belang voor de uitoefening van het vak en voor een gewogen oordeel over de (op empirie gebaseerde theoretische achtergrond van de) mogelijkheden tot preventie.