Subtypen binnen een groep plegers van seksuele delicten en verschillen met plegers van andere delicten in een populatie die tbs opgelegd had gekregen
achtergrond Volgens het cbs waren er in 2004 13.000 seksuele delicten bij de politie bekend, hierbij gaat het dus uitsluitend om delicten die bij de politie waren gemeld.
doel Onderzoeken op welke kenmerken plegers van seksuele delicten verschillen van plegers van overige delicten, en welke subtypen er in de eerstgenoemde groep te onderscheiden zijn.
methode Van 329 patiënten die tussen 1997 en 2007 waren opgenomen in Forensisch Psychiatrisch Centrum De Kijvelanden werden retrospectief gegevens verzameld uit de Pro Justitiarapportages en behandelrapporten. Van deze 329 patiënten had ongeveer een kwart (87 patiënten oftewel 26%) tbs opgelegd gekregen in verband met seksuele delicten.
resultaten Bij de groepsvergelijkingen waren de verschillen in psychopathiescores tussen de groepen het meest in het oog springend. Plegers van seksuele delicten (n = 87) hadden in algemene zin hogere psychopathiescores dan plegers van niet-seksuele delicten (n = 329). Dit verschil werd vooral op factor 1 van de Psychopathy Checklist-Revised (pcl-r) gevonden en niet op factor 2. Binnen de groep van plegers van seksuele delicten hadden de zogenaamde 'monosymptomatische' delictplegers significant lagere pcl-r-scores dan degenen die naast seksuele ook nog andere delicten pleegden, ook indien item 20 van de pcl-r (veelsoortige criminaliteit) buiten de analyse werd gelaten. Bij de 'monosymptomatische' plegers van seksuele delicten bleek het bovendien relatief vaak (63%) om 'pedoseksuele' daders te gaan (leeftijd van slachtoffers 15 jaar of jonger). De gemiddelde pcl-r-score van 'pedoseksuele' daders lag verder beduidend lager dan die van de plegers van seksuele delicten tegen slachtoffers van 16 jaar of ouder.
conclusie De plegers van seksuele delicten hadden gemiddeld genomen hogere psychopathiescores, wat vooral veroorzaakt werd door de items van factor 1. Dit duidt op een verschillende persoonlijkheidsstructuur van plegers van seksuele delicten ten opzichte van plegers van overige delicten, waarbij de eerstgenoemden meer stoornissen vertoonden in affectieve processen en interpersoonlijke stijl.