Predictoren van psychose: eerste resultaten van de vors- en epos-studie
achtergrond In de afgelopen jaren is er veel aandacht voor het vinden van jongeren met een verhoogd risico op een psychose binnen een jaar. De vors (Vroege Onderkenning van Risico Symptomen) en epos (European Prediction of Psychosis Study) zijn hier op gericht. Dit is van belang om vroeg te kunnen behandelen.
doel Onderzoeken of er baseline verschillen zijn tussen patiënten met een verhoogd risico op een psychose met en zonder transitie naar psychose. methoden Er werden 66 patiënten met een verhoogd risico op een psychose geïncludeerd (25 vrouwen, gemiddelde leeftijd 19,7 jaar). 18 patiënten maakten de transitie naar psychose door na gemiddeld 12,8 maanden (uitersten 3-35 maanden). De ernst van de symptomen is onderzocht met het Structured Interview for Prodromal Syndromes (sips), de Bonn Scale for the Assessment of Basic Symptoms (bsabs) en de Global Assessment of Functioning(gaf)-score.
resultaten Gemiddelde score op item N1 van de sips, 'Sociale anhedonie en terugtrekken', was significant hoger in de groep die later een transitie doormaakt dan in de groep die geen transitie doormaakt (t = 2,85; p = 0,007). Er was een trend in dezelfde richting op item N3, 'Verminderde expressie van emotie', (t = 1,86; p = 0,075) en D2, 'Bizar denken', (t = 2,00; p = 0,057). De gemiddelde gaf-score bij baseline was 52 in de niet-transitiegroep en 46 in de transitiegroep (t = -1,90, p = 0,06). Gemiddelde bsabs-scores waren niet hoger in de transitie groep dan in de niet transitie groep.
conclusie Bij inclusie in de studie zijn er al verschillen tussen de groep die later een transitie naar psychose doormaakt en de groep die dat niet doet. Vooral sociale anhedonie en terugtrekken lijkt een risicofactor te zijn. Deze resultaten zouden bij kunnen dragen aan een verbeterde voorspelling van transitie naar psychose.