Eeneiige tweelingen die discordant zijn voor obsessieve-compulsieve symptomen: een fmri-studie
achtergrond Neuroimagingstudies naar de pathofysiologie van obsessieve-compulsieve stoornissen (ocs) wijzen in de richting van afwijkingen op het niveau van het cortico-striatothalamocorticale (cstc)-circuit. Deze studies hebben de beperking dat het altijd een vergelijking van ocs-patiënten met gezonde controlepersonen betreft, zodat niet kan worden vastgesteld of de gevonden verschillen gevolg zijn van genetische of omgevingsrisico's.
doel In onze studie onderzochten wij welke neurobiologische veranderingen specifiek ten grondslag liggen aan ocs ten gevolge van negatieve omgevingsinvloeden.
methode Bij 12 genetisch identieke tweelingparen waarvan de ene helft hoog en de ander laag scoorde op de verkorte Padua Inventory- R werden intrapaarverschillen in hersenactiviteit gemeten, met functionele magnetische-resonantie- imaging (fmri), tijdens het uitvoeren van de Tower of Londonplanningstaak.
resultaten Wij vonden tijdens uitvoering van de Tower of Londontaak een significante lagere hersenactiviteit bij tweelingen met hoge ocs-scores dan bij tweelingen met lage ocs-scores, en wel in de dorsolaterale prefrontaalkwab, het pulvinar van de thalamus, en de onderste pariëtaalkwab. Verminderde activatie van deze gebieden komt overeen met de hypothese van afwijkingen binnen de cstc-circuits bij ocs. In tegenstelling tot eerdere bevindingen bij ocs vonden we geen aanwijzing voor activatieveranderingen in het striatum.
conclusie Onze resultaten suggereren dat de neurobiologische achtergrond van ocs door negatieve omgevingsinvloeden gedeeltelijk overeenkomt met de pathofysiologische bevindingen bij patiënten met ocs bij wie de stoornis veroorzaakt wordt door een samenspel van genen en omgeving. Verschil tussen genetische en omgevingsetiologie speelt zich af op het niveau van de basale ganglia.