Ouderdomsdepressie, interactie tussen vaatlijden, neuroticisme en geslacht
achtergrond Hoewel persoonlijkheidskarakteristieken en geslacht een belangrijke rol spelen in de theorievorming over depressie, richt het meeste onderzoek naar de ouderdomsdepressie zich op vasculaire risicofactoren en ziekten. De interactie tussen deze determinanten wordt gecompliceerd door geslachtsspecifieke ziektemodellen voor zowel vasculaire aandoeningen als depressie, alsmede door geslachtsverschillen in neuroticisme.
doel Het toetsen van de hypothese dat bij de ouderdomsdepressie (1) een 3-wegsinteractie bestaat tussen geslacht, vaatlijden en neuroticisme en (2) dat neuroticisme zowel bij mannen als bij vrouwen het depressogene effect van vaatlijden versterkt.
methode Crosssectionele bevolkingsstudie met 1396 oudere mannen en vrouwen die deelnemen aan de Nijmegen Biomedische Studie. Depressie was gedefinieerd als een score van groter of gelijk aan 16 op de Centre for Epidemiological Studies- Depression scale (ces-d). Vaatlijden was verdeeld in 4 ordinale categorieën, te weten (a) geen, (b) aanwezigheid van twee of meer cerebrovasculaire risicofactoren, (c) cardiaal lijden, en (d) een cerebrovasculair accident (cva). Multipele logistische- regressieanalyses werden uitgevoerd met depressie als afhankelijke variabele.
resultaat De mediane leeftijd was 77 jaar en 43% was vrouw. Geslacht beïnvloedde de interactie tussen vaatlijden en neuroticisme (χ2 17,5). Bij vrouwen hing depressie noch samen met vasculair lijden, noch met de interactie tussen neuroticisme en vaatlijden. Bij mannen hing depressie zowel samen met vaatlijden (cardiaal lijden: or: 4,2; 95%-bi: 1,8-10,0; cva: or: 5,0; 95%-bi: 1,5-16,2) als met de interactie tussen vaatlijden en neuroticisme (cardiaal lijden en neuroticisme: or: 0,8; 95%-bi: 0,9-0,9; cva en neuroticisme: or: 0,8; 95%-bi: 0,6-0,96).
conclusie Geslacht, vaatlijden en neuroticisme interacteren met elkaar in de verklaring van depressieve klachten op hogere leeftijd. Bij depressieve oudere vrouwen is de samenhang met vaatlijden geringer dan bij mannen. Bij mannen hangen vaatlijden en neuroticisme onafhankelijk van elkaar samen met depressie; wanneer beide determinanten tegelijkertijd aanwezig zijn blijkt een plafondeffect op te treden.