A Guide to Treatments that Work (3de druk)
De stijl van dit boek is al even robuust als de titel laat vermoeden. Hier is alleen plaats voor wetenschap, niet voor halfzachte beschouwingen. In een lijvig werk van meer dan 750 bladzijden komt de lezer te weten wat de evidentie is voor bijna alle psychofarmacologische, psychotherapeutische en psychosociale interventies die wij in de psychiatrie plegen uit te voeren. De indeling van het boek is niet helemaal eenvormig. Voor een aantal aandoeningen zoals bipolaire stoornis en schizofrenie werden de farmacologische en de niet-farmacologische behandelingen in aparte hoofdstukken ondergebracht. Voor andere aandoeningen werd dit alles dan weer samengevoegd in een hoofdstuk. Voor de depressie waren er zelfs drie nodig: een over farmaca, een over psychologische interventies en een derde over de combinatie van beide. Dat derde hoofdstuk bevindt zich overigens helemaal achteraan in het boek, de twee andere meer vooraan. Niet geheel logisch dus. De achillespees van een dergelijk omvangrijk naslagwerk is altijd dat er heel veel auteurs aan hebben meegewerkt, wat de eenvormigheid meestal niet ten goede komt. Bij dit boek valt het echter mee. Blijkbaar is aan de auteurs gevraagd om de beschikbare wetenschappelijke evidentie in te delen in 6 categorieen, van type-1-studies (gerandomiseerde prospectieve dubbelblinde klinische studies) tot en met type 6 (gevalsbeschrijvingen, opiniestukken en essays). In de meeste hoofdstukken vinden we inderdaad de studies terug met verwijzing naar deze indeling, wat een zekere eenvormigheid oplevert. Er zijn uitzonderingen, zoals de auteurs van het deel over de farmacologische interventies bij unipolaire depressie, die het niet nodig vonden zich aan deze algemene regel te houden. Verder is het positief dat verschillende auteurs toch ook de nodige aandacht besteden aan behandelingen die vanuit de klinische ervaring een grote waarde lijken te hebben, maar waarvoor geen sterke wetenschappelijke evidentie bestaat. Er wordt expliciet gesteld dat bijvoorbeeld langdurige psychotherapie niet goed onderbouwd is door studies, maar daarom zeker niet waardeloos is. Deze therapievormen laten zich gewoon minder makkelijk in een evidentie-gebaseerd keurslijf wringen. Vanzelfsprekend is dit geen boek om met een glaasje wijn even rustig bij de haard door te lezen. Het is veeleer een naslagwerk, maar dan een dat toch thuishoort op het schap van elke clinicus. Want wanneer u niet meer weet of u uw patient met paniekklachten nu het beste kunt verwijzen voor cognitieve gedragstherapie of voor toegepaste relaxatie, dan slaat u dit boek open op pagina 360: ze werken allebei, maar de eerstgenoemde wellicht net iets beter.
S.J. Claes