Boekbespreking
Depressie en disregulatie van de HPA-as: NESDA-resultaten
S. Vreeburg, B.P. Kruijtzer, J. Van Pelt, R. Van
Dyck, F.G. Zitman, R. De Rijk, W. Hoogendijk, B.W.
Penninx
s-12
Veelal wordt aangenomen dat depressie geassocieerd is met hyperactiviteit van de hypothalamushypofyse- bijnieras (hpa-as), wat resulteert in hogere cortisolwaardes. Echter, resultaten zijn inconsistent. Wij onderzochten of er een associatie bestaat tussen depressie en cortisolwaardes in een groot cohortonderzoek, waarbij rekening werd gehouden met psychofarmacagebruik. Gegevens zijn verkregen van 477 volwassen respondenten van de nesda, die ingedeeld werden in 3 groepen: 243 controles zonder een depressiestoornis (major depressive disorder (mdd)), 134 personen met mdd zonder antidepressiva, en 100 personen met mdd met antidepressiva. mdd werd gediagnosticeerd door middel van het Composite International Diagnostic Interview (cidi) en cortisolwaardes werden gemeten in 6 speekselmonsters die gedurende een dag verzameld werden en na een dexamethasonsuppressietest. De drie groepen lieten geen significant verschil zien in hun cortisol-ochtendcurve: de gemiddelde waarde voor de ochtendcurve (area under the curve) was 2,3 nmol/l*u voor controles, 2,7 nmol/l*u voor mdd zonder medicatie en 2,0 nmol/l*u voor mdd met medicatie (p = 0,77). Ook waren de basale avondwaardes en de ratio van de ochtendwaarde voor en na dexamethasoninname niet verschillend voor de 3 groepen. Deze voorlopige nesda- resultaten suggereren dat depressieve personen geen significante verandering in speekselcortisolwaardes hebben, en geen verminderde suppressie na dexamethasoninname laten zien.