Boekbespreking
Intelligentiemetingen bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS)
C. Dietz
s-6
achtergrond Vanuit prognostisch oogpunt en interventieoogpunt is het van belang sterktes en zwaktes binnen het intelligentieprofiel van kinderen met een ontwikkelingsstoornis te onderzoeken. Hoewel de voorspellende waarde van intelligentie op schoolleeftijd naar volwassenheid aanzienlijk lijkt, geldt dit in mindere mate voor de voorschoolse periode. doel Het onderzoeken van de stabiliteit van intellectueel functioneren binnen de voorschoolse periode van kinderen met een autismespectrumstoornis (ass) (n = 39), in vergelijking met kinderen met een andere ontwikkelingsstoornis (n = 38) en zich normaal ontwikkelende kinderen (n = 36).
methode Als onderdeel van een populatiescreeningsproject naar autismespectrumstoornissen, zijn kinderen op zeer jonge leeftijd (±15 maanden) geïdentificeerd en gevolgd in hun ontwikkeling. Intellectuele vaardigheden zijn onderzocht met de Mullen Scales of Early Learning rond 2 jaar (T1) en 4 jaar (T2).
resultaten Hoge correlaties tussen T1 en T2 werden gevonden (Pearsons correlatiecoëfficiënt = 0,80; p < 0,01), naast significante individuele verschuivingen. Bij een derde van de kinderen met ass werd intellectuele groei gevonden.
conclusie Vroege intelligentiemetingen lijken betekenisvol gezien de samenhang met later functioneren. Echter gezien de aanzienlijke individuele verschuivingen bij een subgroep, is voorzichtigheid geboden. De intellectuele groei bij deze subgroep suggereert een hoge mate van plasticiteit van het brein op deze jonge leeftijd en biedt mogelijkheden voor vroege interventie.