Cognitive-Behavioral Therapies for Trauma (2de druk)
De cognitieve gedragstherapie behoort tot de belangrijkste therapeutische benaderingen voor getraumatiseerde patiënten, in het bijzonder degenen met een posttraumatische stressstoornis (ptss). Er zijn tal van effectonderzoeken gedaan die de effectiviteit van deze vorm van therapie, die diverse varianten kent, hebben aangetoond. In recente jaren (h)erkennen cognitieve-gedragstherapeuten echter steeds meer dat mensen met ptss in de regel ook aan andere klachten en stoornissen lijden, waarvoor de geëvalueerde standaardbenaderingen niet of niet helemaal afdoende zijn en dus aangepast of gecombineerd moeten worden met andere benaderingen. Dit toonaangevende boek - de volledig herziene versie van een standaardwerk - is een uitstekende weergave van de ontwikkelingen die zich in dit opzicht hebben voorgedaan. Aan de basis ligt een belangrijk hoofdstuk over het klinisch onderzoek naar de unieke problemen en behoeften van getraumatiseerde patiënten, waarin een geïndividualiseerde functionele analyse de kern vormt. Een centrale plaats in cognitieve gedragstherapie neemt exposure-therapie in. Dit onderdeel is gericht op de reductie van posttraumatische angst. De door Edna Foa ontwikkelde variant prolonged exposure is de meest gevalideerde benadering en wordt uiteraard uitvoerig besproken in dit boek. Ook andere varianten komen aan bod, maar de opvallende afwezige is Eye Movement Desensitization and Reprocessing (emdr) - waarvan alleen de min of meer overeenkomstige resultaten in vergelijkend effectonderzoek met prolonged exposure genoemd worden. Hoewel tal van cognitieve-gedragstherapeuten én emdr-therapeuten het er mogelijk niet mee eens zijn, beschouwt de bekende cognitieve-gedragstherapeut John Briere emdr als 'een vorm van cognitieve gedragstherapie die even effectief kan zijn als andere kortdurende therapieën in de behandeling van ptss' (Briere & Scott 2006, p. 146). Naast de bijdragen over de diverse beschreven varianten voor eenvoudige ptss, zijn er hoofdstukken die gewijd zijn aan de individuele (en soms groeps-) behandeling van complexe ptss, acute stressstoornis, ptss in combinatie met stoornissen met betrekking tot het gebruik van middelen, traumagerelateerde schuld en schaamte, gecompliceerde rouw, seksuele revictimisatie, door trauma getroffen partnerrelaties, en getraumatiseerde kinderen. Afgezien van een hoofdstuk over dialectische gedragstherapie, waarin ook de borderline persoonlijkheidsstoornis aan bod komt, blijft de behandeling van de meest gecompliceerde traumagerelateerde stoornissen, zoals complexe dissociatieve stoornissen, onderbelicht. Het is dan ook geen toeval dat naast dit hoofdstuk slechts één andere bijdrage, over seksuele retraumatisering, aandacht besteedt aan fasengerichte therapie: de standard of care voor die meest gecompliceerde traumagerelateerde problematiek.
O. van der Hart