Women under the Influence
Tot in de jaren tachtig richtte het onderzoek naar middelenmisbruik zich hoofdzakelijk, zo niet uitsluitend op mannen. Bij vrouwen is het probleem minder zichtbaar én omdat het in aantal minder voorkomt én omdat het verborgen gehouden wordt. Alcohol drinken was lange tijd een mannenzaak. Er problemen door hebben ook. Zo blijkt uit een nieuwsbrief van de Anonieme Alcoholisten (aa) uit 1946, 'Waarom vrouwen niet kunnen toegelaten worden in aa'. Er worden 11 redenen geformuleerd waaronder: 'het percentage vrouwen dat in aa blijft is klein, vrouwen praten te veel, ze lopen van dingen weg, ze kunnen niet met andere vrouwen om, ze zijn van twijfelachtig nut om met mannen te werken, het zijn aandachtzoekers, vroeg of laat trachten ze hun voordeel te doen en gaan op zoek naar telefoonnummers en adressen, ze kunnen niet abstract denken, ze zijn te snel gekwetst en ze kunnen niet met de vrouwen van de aa-leden om'. Geen wonder dat detectie en hulpverlening bij verslaafde vrouwen lang ondermaats gebleven is en dat 92% van de vrouwen met een behoefte aan hulp wegens een middelengebonden stoornis die hulp niet krijgt. Het National Center on Addiction and Substance Abuse (casa) aan de Columbia Universiteit verzamelde het onderzoek op dit terrein van de laatste tien jaar. Het resultaat is een schat aan gegevens over de specifieke aspecten van het verslaafd worden en zijn bij meisjes en vrouwen. Er zijn aparte hoofdstukken over respectievelijk tabak, alcohol en voorgeschreven en illegale middelen. Er wordt ingegaan op de genetische, de psychische, de relationele en de maatschappelijke aspecten, evenals op de manier waarop de media inspelen op de gevoeligheden van vrouwen. Veel aandacht gaat ook naar middelenmisbruik en zwangerschap. Het hoofdstuk over behandeling is uitgebreid en gevarieerd maar weinig bruikbaar in de West-Europese en zeker de Vlaamse cultuur en organisatie van de zorg. Comorbiditeit wordt er niet in besproken. De verslavingszorg lijkt helemaal afgesloten van de geestelijke gezondheidszorg. Er is wel veel aandacht voor de sociale factoren en voor de verschillende leeftijdsgroepen. Tot slot worden allerlei preventieve acties op hun effectiviteit bekeken, van grote campagnes tot educatieve ingrepen. Het boek vindt een evenwicht tussen cijfers en inhoudelijke informatie en is een aanrader, niet alleen voor mensen uit de verslavingszorg, maar ook voor de hulpverleners en preventiewerkers uit de algemene en geestelijke gezondheidszorg, om zich meer bewust te worden van de ernst en de omvang van het probleem en van de mogelijkheden inzake vroege detectie en vroege interventie.
F. Matthijs