Modelling and Managing the Depressive Disorders. A Clinical Guide
In dit vlot geschreven boek bespreken de auteurs, beiden ervaren onderzoekers en clinici, een categoriaal model van depressieve stoornissen. In een hiërarchisch model van depressie worden respectievelijk de psychotische, de melancholische en de non-melancholische depressie onderscheiden. De psychotische depressie, gekenmerkt door psychotische tekenen en psychomotorische stoornissen, en de melancholische depressie, met alleen psychomotorische stoornissen als discriminerende factor, werden in een eerder deel al uitvoerig besproken (Parker & Hadzi-Pavlovic 1996). Dit boek gaat in de eerste plaats over de non-melancholische depressie, die met de twee andere vormen van depressie alleen de depressieve stemming gemeen heeft. De non-melancholische depressie heeft een bonte verschijningsvorm, die afhankelijk is van stressvolle levensgebeurtenissen die in een complex samenspel interageren met persoonlijkheidsen temperamentfactoren enerzijds en met zelfwaardegevoel anderzijds. Om deze reden is bij deze vormen van depressie, meer dan bij de melancholische en psychotische depressie, een psychotherapeutische aanpak van belang. Hoe deze psychotherapeutische behandeling moet gebeuren hangt af van de mate waarin een stressfactor meebepalend is voor ontstaan en verloop van de depressie, en van de persoonlijkheidsstijl van de patiënt, die evenzeer van grote invloed is op ontstaan en verloop van een non-melancholische depressie. De auteurs wijden twaalf hoofdstukken (meer dan honderd pagina's) aan de beschrijving van evenveel verschillende subtypes van de non-melancholische depressie. Elk hoofdstuk is opgebouwd uit een korte beschrijving van de onderliggende persoonlijkheidsstijl, de principes van de psychologische interventies toegesneden op het persoonlijkheidstype, de interventiestrategieën die kunnen worden gebruikt, de kwaliteiten die de therapeut moet hebben en de mogelijke struikelblokken in de behandeling. De beschreven aanpak is erg eclectisch van aard en put bijvoorbeeld uit korte therapie bij acute stressgerelateerde depressie, inzichtgevende therapie bij chronische stressgerelateerde depressie, en narratieve technieken bij bijvoorbeeld depressie bij een perfectionistische persoonlijkheidsstijl. De hoofdstukken worden afgesloten met enige beschouwingen over medicamenteuze behandeling van het besproken depressietype. Waar bij psychotische depressie een combinatie van een antidepressivum en een antipsychoticum of ect wordt aanbevolen, en bij melancholische depressie eerder voor een antidepressivum met een tweeledig werkingsmechanisme wordt geopteerd, wordt bij de meeste types van de non-melancholische depressie een selectieve serotonineheropnameremmer (ssri) aangeraden. Bij nonmelancholische depressie bij patiënten met een perfectionist, personal reserve of self-focused persoonlijkheidsstijl zijn de auteurs niet overtuigd van het nut van een antidepressivum. Een belangrijke beperking van dit boek is de vaak geringe wetenschappelijke fundering van de stellingen die door de auteurs worden ingenomen. Toch is dit boek een must voor de 'meerwaardezoeker' die verder kijkt dan de gangbare nosologische entiteiten en belang hecht aan het op maat maken van een antidepressiebehandeling.
P. Sienaert