Protocollaire behandelingen in de ambulante ggz - deel I (2de herziene druk)
Deze tweede druk van de eerder in 1997 en 1999 verschenen delen 1 en 2 over protocollaire behandelingen komt op een goed gekozen moment: de introductie van vraagsturing en marktwerking in samenhang met de overgang van (onder meer) de curatieve ggz naar de zorgverzekeringswet per 1 januari 2007 en de introductie van diagnosebehandelingcombinaties (dbc's), een jaar eerder. De hierdoor ontstane veranderingen in de bekostigingssystematiek van ambulante behandelingen vergen van ggz-instellingen een heldere verantwoording van behandelresultaten en -kosten per diagnostische categorie. Het gaat hier om grote aantallen: per jaar worden 500.000 volwassenen, ouderen en jeugdigen in de ggz behandeld, van wie het overgrote deel met angst-, stemmings- en verslavingsproblematiek. Niet zozeer komen die stoornissen nu meer voor, wel is de professionalisering toegenomen. De ggz werd immers in de afgelopen decennia veel beter toegankelijk, in het bijzonder door de vorming van kleinschalige, geïntegreerde, regionale ggz-centra. Het stigma van de ggz is mede daardoor afgenomen, waardoor de drempel voor verwijzing lager is komen te liggen. Meer dan vroeger zoeken mensen met psychische klachten zelf hulp of worden zij gestimuleerd om die te zoeken vanwege ziekteverzuim of (dreigende) arbeidsongeschiktheid. De kennis in de samenleving over psychisch leed en hoe dat te voorkomen of te behandelen komt in toenemende mate beschikbaar. De ambulante ggz is daarnaast nog eens gegroeid doordat in de eerste lijn steeds minder mensen met psychische klachten worden behandeld. Er is niettemin kritiek op de kwaliteit van de ggz, ook in relatie tot de oplopende kosten die ontstaan door de groei van de sector. De ggz heeft echter de afgelopen jaren niet stilgezeten: voor de meeste stoornissen zijn zorgprogramma's ontwikkeld, gebaseerd op recente, multidisciplinaire richtlijnen en een stapsgewijze benadering van de klachten. Routinematige monitoring van behandelresultaten, zowel op patiënt- als op doelgroepniveau, maakt in bepaalde ggz-instellingen al deel uit van de interne verantwoording van het kwalitatieve en bedrijfsmatige handelen. Het staat vast dat in de onderhandelingen met de zorgverzekeraars in de nabije toekomst deze gegevens per doelgroep over tafel gaan en het vergelijkingsmateriaal vormen voor het al dan niet aangaan of voortzetten van overeenkomsten en de toekenning van budgetten. De gedragstherapeutische modules spelen in de zorgprogramma's voor angst-, stemmings- en verslavingsproblemen een onlosmakelijke rol, omdat hun wetenschappelijke evidentie duidelijk is aangetoond. In Protocollaire behandelingen in de ambulante ggz zijn deze cognitieve modules gedetailleerd uitgewerkt. In deel 1 voor de diverse angststoornissen en de depressie, voor onbegrepen lichamelijke klachten, migraine en spanningshoofdpijn, ongewenste gewoontes en tics en relatieproblemen. In deel 2 komt naast andere angststoornissen ook de behandeling aan bod voor depressie door middel van interpersoonlijke psychotherapie. In dit deel staan ook de protocollen voor de behandeling van hypochondrie, afonie, burn-out, alcoholisme en boulimia nervosa. Richtlijnen geven aan wat er gedaan moet worden, protocollen hoe dat moet worden uitgevoerd. De onderwerpen in dit boek worden letterlijk op het niveau van protocollen gepresenteerd, nadat per stoornis de state of the art is weergegeven, de rationale van de behandeling alsmede indicaties en contra-indicaties. Dit protocol wordt uitgewerkt in voorbereiding, introductie, randcondities voor de therapeut en instructies aan en huiswerk voor de patiënt. Dat alles wordt per behandelsessie gespecificeerd. Roosters, invulformulieren, informatie- en huiswerkbrochures, voorbeelden van oefeningen en dagboekschema's zijn, waar relevant, toegevoegd aan de tekst. Het aantal sessies komt meestal rond de tien uit, maar er zijn uitzonderingen zoals de behandeling voor afonie in één zitting. De hoofdstukken worden afgesloten met beschouwingen, bijvoorbeeld over valkuilen bij de behandeling en oplossingen voor het geval er terugval optreedt. Goede wijn behoeft geen krans: de tientallen auteurs van deze uitgave komen vrijwel zonder uitzondering uit de (hoge)school van de cognitieve gedragstherapie. Velen van hen hebben hun sporen al ruimschoots verdiend op hun vakgebied of zijn daar al enige tijd overtuigend mee bezig. Deze twee delen hebben voor de gebruiker een grote praktijkwaarde en ook een herkenbaar 'ritme': dezelfde structuur per stoornis. Onervaren therapeuten krijgen per therapiesessie daarmee een duidelijk houvast. Ook ervaren therapeuten zullen een 'opfriseffect' ervaren. Een nadeel is dat de indeling van de twee delen niet die van de stoornissen volgt. In beide delen moet men daardoor zoeken naar behandelingen van angst- en stemmingsstoornissen, terwijl de inhoudsopgave uitsluitend per deel is gespecificeerd. Dit geeft een wat rommelig effect en maakt dat de delen zich niet als twee-eenheid laten lezen. Een sterkere aanwijzing van de eindredactie op dit punt ware gewenst. Niettemin is dit een boekenkoppel dat goed bruikbaar is voor degenen die operationele, korte en directieve (deel)behandelingen (gaan) uitvoeren binnen de diverse ambulante zorgprogramma's of belast zijn met het kwaliteitsbeleid en deskundigheidsbevordering op dat gebied. En dat is een brede doelgroep.
D.P. Ravelli