Dwang en drang in de psychiatrie. Kwaliteit van vrijheidsbeperkende interventies.
Van 2002 tot 2004 werkten twaalf instellingen in de ggz samen in het project 'dwang en drang in de psychiatrie'. Zij onderzochten hun praktijk rond dwangtoepassingen. Dat (zelf)onderzoek gebeurde aan de hand van eerder vastgestelde kwaliteitscriteria voor dwang en drang. Die criteria nodigen uit tot reflectie en tot het in perspectief plaatsen van dwang. De boodschap is: 'Besef dat drang en dwang altijd in de psychiatrie voorkomen, dat het ambivalente gevoelens oproept en dat je het alleen in zorgperspectief kan rechtvaardigen. Communiceer erover en denk na over vorm en inhoud van de middelen.' Met deze bijna filosofische opdracht werden teams en medewerkers op pad gestuurd. Verder werden er geen richtlijnen gegeven. Het heeft tot een zoektocht geleid. Men beschrijft interventies gericht op de patiënt én interacties in teams. Vele ingangen worden benut: meer werken vanuit patiëntenperspectief, meer werken met het netwerk, de aanpak verschuiven van bevelshuishouding naar onderhandeling, aandacht geven aan communicatie en bewustwordingsprocessen en duidelijker besluitvorming en dwangpreventie, onder meer door gebruik van signaleringsplannen. In sommige projecten realiseert men een belangrijke daling van het aantal separaties. Het boek geeft jammer genoeg geen advies over een gecombineerde of stapsgewijze aanpak. De eindboodschap is: 'Er is geen panacee, iedereen moet het op zijn eigen manier proberen.' Vanuit de mooie gevalsbeschrijvingen en beschrijvingen van teams krijgt de rustige lezer inspiratie en reflectie op eigen handelen. Maar als onrustige lezer heb ik het moeilijker. Ik ervaar te weinig urgentiegevoel. Nederland is met meer dan vierduizend separaties per jaar wereldkampioen. Hoe kan het dat men in andere landen separaties veel aanzienlijker beperkt of zelfs verbiedt? En wat is de rol daarbij van (dwang)medicatie? Dat alles komt in het boek weinig aan de orde. Hoe kijken we over tien jaar naar dit boek? Als grondlegger van een zorgvuldige aanpak met het nadrukkelijk zoeken van de eigen motivaties van elke patiënt en reflectie op beroepsmatig handelen? Of als laatste poging om medisch-psychiatrische problemen met goede wil (en opsluiting) te bestrijden? De tijd zal het leren. Vooreerst is het een lezenswaardig boek, om te bepalen wat op de eigen afdeling beter kan, hoe reflectie de reflexen kan verdringen, hoe communicatie het excommuniceren kan overwinnen en hoe teams hun weg vinden in deze moeilijke materie.
J.R. van Veldhuizen