Models of Madness. Psychological, social and biological approaches to schizophrenia
Hoewel dit boek als ondertitel heeft Psychological, social and biological approaches to schizophrenia, is het in werkelijkheid een verdediging van psychologische oorzaken en behandelingen van schizofrenie, uitgegeven door de isps, de International Society for the Psychological Treatments of Schizophrenia and other Psychoses, met medewerking van 23 auteurs, merendeels afkomstig uit de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Australië en Nieuw-Zeeland, en 2 auteurs uit respectievelijk Duitsland en Noorwegen. De redactie bestaat uit John Read, professor klinische psychologie in Auckland, Nieuw-Zeeland; Richard Bentall, professor experimentele psychologie aan de universiteit van Manchester; en Loren Mosher, professor psychiatrie aan de University of California te San Diego. Merkwaardig genoeg zou deze laatste de stichter zijn van Schizophrenia Bulletin.
Het eerste hoofdstuk zet al de toon: Schizophrenia is not an illness, geschreven in een pamfletstijl. Dan volgen enkele hoofdstukken met een beperkt historisch overzicht, aangevuld met overvloedige citaten van Kraepelin, die evenwel duidelijk uit hun verband zijn gerukt. Het is altijd aan te bevelen de oorspronkelijke Duitse uitgave te raadplegen. Vervolgens is er het hoofdstuk Genetics, eugenetics and mass murder, van Read. Het verband dat hierin tussen de hedendaagse genetica en de holocaust wordt gelegd, is ronduit misplaatst en grotesk. Daarna wordt getracht brandhout te maken van de bevindingen van de biologische psychiatrie op het gebied van de neuropathologie, de neurochemie en de genetica, waarbij opnieuw de eenzijdige benadering opvalt en er zelfs geen ruimte voor kritische twijfel gelaten is. Dit wordt gekruid met een marxistisch getinte opmerking over het nut van de genetische theorieën voor de instandhouding van de politieke en sociale elites (p. 79). Dan komt het bijna obligate hoofdstuk over de elektroconvulsieve therapie, die door Read gelijkgesteld wordt met mishandeling en aanranding. Ook de antipsychotica, zowel de klassieke als de atypische, worden over de hekel gehaald: ze zouden niet beter zijn dan placebo's en hun nadelen groter dan de eventuele voordelen, maar 'al deze feiten worden gemanipuleerd door het ongebreidelde kapitalisme van de farmaceutische industrie' [sic]. Nochtans is de publieke opinie overtuigd van het overweldigende belang van psychosociale factoren en wijst zij het medische model af, aldus de auteurs.
Er is een opmerkelijk verschil in kwaliteit van de verschillende hoofdstukken. Zo zijn de hoofdstukken over cognitieve psychologie en cognitieve therapie rustiger en degelijker. Globaal is dit boek echter in een zeer tendentieuze stijl geschreven. Een verschil met de vroegere antipsychiatrie is dat deze auteurs een veel belangrijker curriculum hebben dan hun voorgangers, zoals Laing en Esterson, die wel geciteerd worden. Terwijl vroeger vooral gegoocheld werd met filosofische en pseudo- filosofische auteurs en beschouwingen, wordt nu in de literatuurlijst gebruikgemaakt van artikelen in befaamde psychiatrische tijdschriften, waarvan de inhoud evenwel naar eigen smaak gebruikt en geïnterpreteerd wordt. Wel valt op dat in sommige hoofdstukken vele referenties dateren van vóór de dsm-iii, toen in Amerika een veel ruimer schizofrenieconcept in zwang was.
Dit boek mist de objectieve opstelling die noodzakelijk is voor elke wetenschapsbeoefening, en is juist sterk ideologisch gekleurd. Het verdient daarom geenszins aanbeveling.
Bij het lezen van dit boek stelde ik mij de vraag of de onzalige tijd van de antipsychiatrie, die oudere psychiaters gekend hebben in de jaren zeventig, toen biologische psychiaters zelfs publiekelijk de mond gesnoerd werden, met een comeback bezig is. Mocht dit het geval zijn, dan zou het goed zijn dat de huidige generatie psychiaters eens de hand in eigen boezem zouden steken: de inhoud van bijvoorbeeld internationale congressen benadrukt te eenzijdig de psychofarmacologie ten nadele van de psychotherapie, de filosofische aspecten en zelfs fundamentele biologische problemen. Dat dit kan leiden tot overdreven reacties is duidelijk. Ook is het merkwaardig vast te stellen dat heel wat argumenten die gebruikt werden in de polemiek die dertig jaar geleden woedde, ook nu nog gelden. In dit verband leze men bijvoorbeeld de bijdragen van Rooymans (1972) en Verbeek (1975).
I.V.H. Wolfs