Vragen naar zin. Het perspectief van de GGZ-cliënt
In de inleiding wordt verwezen naar onderzoek waaruit blijkt dat voor 39-54% van de mensen met psychische problemen geloof en/of levensbeschouwing mede een positieve rol spelen in het omgaan met hun problemen. Bijgevolg is een bundel als voorliggende zeker op zijn plaats. De eerste drie bijdragen laten professionals aan het woord; de laatste drie zijn standpunten van enkele cliënten als ervaringsdeskundigen.
Hutschemaekers en Festen belichten de nefaste dichotomie van de persoonsgerichte en de klachtgerichte psychotherapie door het begrip empowerment bruikbaar te maken. De bijdrage van Kal een diepgaande beschouwing over de identiteit in de samenleving van de psychiatrische patiënt een 'niet-standaardburger') die niet normaal wil zijn. Dit veronderstelt een psychiatrisch mensbeeld dat niet eendimensionaal is en alles naar zijn hand wil zetten. Anders zijn verwondering en zinbeleving onmogelijk. Bos, directeur zorg van Zorgverzekeraars Nederland, houdt een pleidooi om de geestelijke verzorger een vaste plaats te geven in de basiszorg.
De drie ervaringsgerichte verhalen belichten elk een eigen facet. Oosterholt wijst op het belang van het geloof in haar eigen zoektocht en brengt terecht een bijna vergeten woord weer onder de aandacht: deemoed. Als ze echter een onderscheid maakt tussen de ggz waar evidence-based gewerkt wordt en de geestelijke verzorging als de (enige) plaats waar alle zieleroerselen aan bod kunnen komen, ziet ze de explorerende psychotherapieën over het hoofd. Thomas brengt een diepzinnig verhaal waarin ze (religie als) energie centraal stelt die mogelijkheden tot groei biedt. Fijn, algemeen coördinator van de Cliëntenbond in de ggz, verwoordt de plaats van zin vanuit het standpunt van deze vereniging en voegt er persoonlijke overwegingen aan toe.
Al met al een bundel als een geschakeerd kleurenpalet die aangenaam leest en die de vragen naar zin door de ggz-cliënt op de agenda zet.
M. Calmeyn