Harvesting free association
Harvesting free association draagt alle kenmerken van een vrije associatie. In één boek zijn diverse psychoanalytische onderwerpen bijeengebracht: moederschap, penisnijd, imitatieve identiteit, het onbewuste van de therapeut, de toekomst van de psychoanalyse, populistische psychoanalyse, André Green, het onbewuste, het symbolisatieproces, obsessionele neurose en vrije associatie en ten slotte vrouwelijkheid en mannelijkheid in het postmodernisme. Het lijken wel verslagen van een serie psychoanalytische sessies met associaties op vele niveaus, met maar één bindende factor: het subject van de auteur, Marti Torsti-Hagman, een Finse psychiater-analytica die een enkele keer internationaal heeft gepubliceerd. In haar boek, dat een verzameling is van artikelen en een congresverslag, is nauwelijks een rode draad te ontdekken, hoewel de thema's op zich zeer interessant zijn. De auteur probeert de ego-psychologie en de objectrelatietheorie bijeen te brengen en geeft er blijk van weinig raad te weten met de postmoderne vertakkingen van de psychoanalyse. Haar favoriete schrijvers zijn, behalve Sigmund Freud, Eugenio Gaddini (over imitatie), André Green (over de dode moeder), Judith Kerstenberg (over de ontwikkeling van vrouwelijke seksualiteit en moederschap) en Donald Winnicott (over het overgangsobject). Volgens Torsti-Hagman dient in de psychoanalyse het luisteren naar het onbewuste centraal te blijven staan en moeten psychoanalytici zich niet scharen in de rijen van (natuur)wetenschappers, die alles willen meten en weten. Nee, het onbewuste kent tijd noch getal en dient benaderd te worden via de vrije associatie, waar andere wetten gelden - die van verdringing en verdichting. De paar keer dat ik in de tekst een persoonlijke en misschien ook wel originele gedachte las, betrof het duidelijke afkeuren van het leveren van wetenschappelijk bewijs voor het bestaan van het onbewuste en andere psychoanalytische fenomenen (door Fonagy en Tuckett). Verder uit zij eveneens haar misprijzen over populisme in relatie tot de psychoanalyse, waaraan ook analytici zich schuldig zouden maken. In het verslag van een paneldiscussie over vrouwelijkheid en mannelijkheid in het postmodernisme kwam ik de naam van Jaap Ubbels tegen. Hij geeft er blijk van te worstelen met postmoderne opvattingen over genderidentiteit, die volgens hem in ieder geval een realiteitskern bezit, terwijl de postmodernen juist bedoelen de seksuele identiteit aan te geven en niet de anatomische realiteit. Ubbels gebruikt dan het argument dat er voor bigendered geen metafoor zou bestaan, hetgeen wordt tegengesproken door de mythologie van het androgyne wezen. Het is de vraag of Ubbels hier de mist is ingegaan of Torsti-Hagman, die hem weergeeft.
J.A.M. de Kroon