Gewichtige lichamen. Lichaamsbeleving en eetstoornissen
Kijkt u graag in een spiegel of etalageruit naar uzelf? Vindt u dat u het wel goed met uw lichaam getroffen hebt? Dan bent u waarschijnlijk een man, want de meeste vrouwen zijn niet zulke goede maatjes met hun lijf. En masse willen zij graag magerder zijn, en vooral ook mooier. Hoe komt dat toch en, belangrijker, wat is daar aan te doen? Met eerstgenoemde vraag beginnen de auteurs van Gewichtige Lichamen, en het antwoord op de laatste vraag vult de rest van het boek. Althans, het gegenereerde antwoord klinkt plausibel; het zal nog moeten blijken of besproken oplossing ook de juiste is.
Het boek met de mooie titel Gewichtige Lichamen handelt over de negatieve lichaamsbeleving van patiënten met eetstoornissen. Na een beschrijving van alle eetstoornissen in het eerste hoofdstuk en de rol van de lichaamsbeleving daarbij in het tweede, volgen er 4 hoofdstukken over behandelmodules. Behandelmodules worden gedefinieerd als onderdelen van een behandelprogramma van eetstoornissen. Na de modules volgen er nog twee uitgebreide bijlagen met 'arrangementen', vragenlijsten en observatieformulieren, en ook is er een cd-rom met instructiefilmpje van de video-confrontatiemethode aan het boek toegevoegd.
Het doel van het boek is drieledig: het eerste oogmerk is om lichaamsbeleving en eetstoornissen theoretisch te exploreren, het tweede doel is om de lezer een overzicht van praktische psychomotorische interventies die de lichaamsbeleving beïnvloeden te bieden, en het derde doel is om collega's te stimuleren de modules toe te passen en op bruikbaarheid en effectiviteit te toetsen. Het boek is bedoeld voor hulpverleners die met patiënten met eetstoornissen werken of ze willen doorverwijzen.
In praktische zin (doel 2) is het een goed boek. Tijdens het lezen van de modules bekroop me een gevoel van lichte teleurstelling, omdat de praktische informatie (het 'how to do it') daar tamelijk gering blijft, maar dat wordt helemaal goed gemaakt in de eerste bijlage met arrangementen. De arrangementen beschrijven concrete oefeningen, daar kan de therapeut iets mee. Vooral de eerstefaseoefeningen lijken nuttig, zij hebben een sterk cognitiefgedragstherapeutisch karakter. In de tweede fase wordt de focus verlegd naar meer zweverige thema's, waarbij het lichaam als 'medium' wordt gebruikt en deze lezer het spoor al snel bijster is.
In theoretische zin (doel 1) viel het boek wat tegen. Vooral het eerste hoofdstuk is rommelig, selectief, en opsommerig. Thema's worden niet erg diep uitgespit en de empirie komt er wat bekaaid af. Het is misplaatst, dat streven naar volledigheid: de auteurs hadden het beter kunnen laten bij een korte beschrijving van de eetstoornissen, de constatering dat de lichaamsbeleving van patiënten met eetstoornissen negatief is, en dat niet bekend is waardoor dat komt.
Of de auteurs doel 3 halen, is de vraag. Met de publicatie van dit boek proberen zij collega's te stimuleren tot het gebruik van psychomotorische interventies, maar dat niet alleen: het is tevens de bedoeling dat hun collega's nagaan of toepassing ervan ook effectief is. Is dit niet de omgekeerde wereld? Normaal gesproken worden interventies eerst getoetst op effectiviteit en daarna geïmple-menteerd. We weten nog maar bar weinig van de effecten van psychomotorische interventies, en in die zin is deze publicatie een voortijdige te noe-men. Dat Rekkers & Schoemaker deze ongebruike-lijke volgorde aanhouden, is niet uitsluitend hun probleem.
Al met al is het een handig boek, met als sterk punt de hoeveelheid praktische informatie, en als zwak punt het omdraaien van de bewijslast: 'deze modules kunnen pas op effectiviteit worden onderzocht als ze beschreven zijn en toegepast worden' (p. 13).
A. Jansen