Handboek Eetstoornissen
In zijn hoofdstuk over de therapierelatie en beroepsethiek vertelt Walter Vandereycken - de nestor van het Nederlandstalige eetstoornisonderzoek - hoe drie decennia geleden patiënten met anorexia nervosa behandeld werden. Ze kregen bedrust voorgeschreven in een vrijwel kale ruimte. Vervolgens kregen ze naar gedragstherapeutische principes van operante conditionering allerlei beloningen als ze voldoende in gewicht aankwamen. Het is achteraf onvoorstelbaar dat dat destijds de gangbare behandeling was. Vooral de regel dat ook vrij jonge patiënten hun ouders en broers en zussen niet mochten zien als ze onvoldoende aankwamen, doet barbaars aan en is volledig achterhaald. Tegenwoordig wordt, en vooral bij adolescenten en kinderen met anorexia nervosa, het gezin juist betrokken bij de behandeling. Daar is zelfs enige wetenschappelijke evidentie voor.
Het terrein van de eetstoornissen heeft de afgelopen dertig jaar een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Een van de opvallendste ontwikkelingen is dat het doel van de anorexiabehandeling is verbreed. Zag men destijds alleen gewichtstoename als behandeldoel, in de meest recente richtlijn voor eetstoornissen van de American Psychiatric Association worden acht doelen genoemd, waaronder voorlichting, aanpakken van vreemde cognities, betrekken van het gezin bij de behandeling en terugvalpreventie. Naast anorexia nervosa ontstonden ook andere diagnoses, zoals bulimia nervosa en eetbuistoornis. Ondertussen is het aan-tal wetenschappelijke artikelen over eetstoornissen exponentieel toegenomen. Om onderzoekers, artsen en behandelaars, psychologen en psychiaters, preventiemedewerkers en begeleiders van zelfhulpgroepen te informeren over de stand van onderzoek en behandeling, schreven diverse eetstoornisdeskundigen onder leiding van Vander-eycken en Noordenbos dit handboek.
Het is naar mijn weten het eerste Neder-landstalige overzichtswerk op dit gebied. Het handboek is zeer breed van opzet. Het gaat niet alleen over signalering, diagnostiek en behandeling, maar ook bijvoorbeeld de epidemiologie en de sociaalculturele achtergronden worden uitgebreid belicht. De verschillende hoofdstukken hebben een vergelijkbare opbouw, waardoor het boek ook als naslagwerk zeer geschikt is. Het biedt een erg aardige mix van wetenschappelijke kennis en klinische ervaring. Als rode draad is gekozen voor de verhalen van twee fictieve patiënten die in ieder hoofdstuk terugkomen.
De behandelpraktijk van eetstoornissen is zeer versnipperd. Er is niet één behandeling die door iedere hulpverlener wordt geboden. De re-dacteuren hebben ervoor gekozen om die veelvormigheid te benadrukken door alle verschillende benaderingen - psychofarmaca, cognitieve gedragstherapie, lichaamsgerichte therapie, gezinstherapie en relatietherapie - naast elkaar te be-schrijven, in aparte hoofdstukken. Voordeel daarvan is dat in die betreffende hoofdstukken veel meer in detail kan worden ingegaan op allerlei praktische valkuilen van die betreffende behandeling.
Nadeel van deze 'alle-dertien-goed-benadering' is dat de lezer op de belangrijkste vraag - wat is de behandeling van eerste keuze bij anorexia, boulimia of eetbuistoornis? - geen antwoord krijgt. Daarvoor moet de lezer wachten op de multidisciplinaire richtlijn eetstoornissen waar op dit moment door diverse beroepsverenigingen hard aan wordt gewerkt. In combinatie met die richtlijn, die waarschijnlijk begin 2005 verschijnt, is dit handboek verplichte kost voor eenieder die mensen met eetstoornissen behandelt.
C. Schoemaker