De moderne aanpak van de vroege psychose
Deze uitgave is in feite een samenvoeging van artikelen die de auteur vanaf 1998 gepubliceerd heeft in het Maandblad Geestelijke Volksgezondheid en het Tijdschrift voor Psychiatrie. Zoals de schrijver in het voorwoord al aangeeft, komen er hierdoor overlappingen voor die het lezen en het overzicht kunnen bemoeilijken.
Het werk is in zeven hoofdstukken verdeeld, waarin achtereenvolgens besproken worden: de regionale organisatie van de psychosenzorg, de duur van de onbehandelde psychose, de acute behandeling, de onderhoudsbehandeling, het al dan niet levenslang doorgaan met antipsychotica, de officiële richtlijnen en ten slotte beschouwingen over de historische ontwikkeling van het schizofrenieconcept. Het grondthema is dat na een eer-ste psychose die een vlot herstel heeft, een onderhoudsmedicatie van zes maanden zou volstaan, dit in tegenstelling tot de Richtlijn antipsychoticagebruik bij schizofrene psychosen van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (1998). Deze richtlijn heeft twee jaar als minimumtermijn vastgelegd, de stabilisatiefase meegerekend. De richtlijn is opgemaakt in navolging van het Consensusdocument van de Schizofrenie Stichting Nederland (1996) en is strenger dan de Practice Guideline van de American Psychiatric Association (1997) die één jaar voorstaat. Door de auteur wordt tevens gepleit voor een individuele afweging, een lagere dosering en een kritische opstelling tegenover de nieuwe atypische antipsychotica. Hij staaft zijn stellingen met vele statistische onderzoeken. Argumenten zijn dat bij een eerste psychose de diagnose vaak nog niet vaststaat, dat het klinisch beeld door de medicatie vertroebeld wordt, dat er iatrogene stoornissen ontstaan, evenals stigmatisatie, welke laat-ste door een eenvormige psychoeducatie nog versterkt kan worden. In het januarinummer van 1997 van dit tijdschrift had hierover reeds een boeiende polemiek plaats, die nog steeds lezens-waardig is.
Uit heel dit werk komt het standpunt naar voren van de ambulant werkende sociaal psychiater. Men kan zich afvragen of het wel dezelfde patiëntenpopulatie betreft als in de intramurale sector. Inderdaad blijkt dat de recidiefkansen hoger zijn bij opgenomen dan bij ambulante patiënten. Een kernprobleem wordt evenwel onvoldoende uitgediept, namelijk of er al dan niet sprake is van neurotoxiciteit bij een onbehandelde psychose. Terwijl de dagelijkse klinische praktijk meer in een andere richting wijst, wordt deze theorie in één alinea verworpen met eerder twijfelachtige argumenten.
Dit boek is op een intelligente en kritische wijze geschreven, waardoor het volledig verschilt van vroegere antipsychiatrische publicaties, die ideologisch gekleurd waren. Hoewel uw recensent zeker niet alle standpunten deelt, is dit werk toch aan te bevelen als een kritische reflectie op de hedendaagse psychiatrische praktijk. De psychiatrie kan dan wel steeds meer een biologische wetenschap worden, zij is daarom nog geen exacte wetenschap: daarvoor zijn er te veel variabelen die ofwel onbekend, ofwel onzeker, ofwel moeilijk beinvloedbaar zijn. Daarom hoede men er zich voor richtlijnen te verheffen tot onaantastbare dogma's met mogelijke juridische implicaties.
I.V.H. Wolfs