De psycholoog kijkt niet in de ziel. Thema's uit de klinische godsdienstpsychologie
Het is een zeer lovenswaardig initiatief om een aantal teksten van een prominente godsdienstpsycholoog te bundelen. Als vertegenwoordiger van de Leuvense school (gevormd bij Vergote) combineert Corveleyn in zijn publicaties klinische bevindingen met gedegen wetenschappelijk onderzoek.
De eerste tekst is een verkorte weergave van de rede die hij uitsprak bij zijn benoeming als hoogleraar godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Op een heldere wijze brengt hij zijn visie over het domein en de grenzen van de (klinische) godsdienstpsychologie. Tevens heeft hij het over de therapeutische praxis. Zijn pleidooi voor een 'welwillende neutraliteit' vanwege de therapeut creëert de mogelijkheid dat de patiënt alles ter sprake kan brengen, dus ook religieuze thema's. Tevens veronderstelt dit een open houding van de therapeut zelf. De volgende twee teksten behandelen de verhouding psychotherapie en psychiatrische begeleiding versus geestelijke begeleiding. Centraal staat de these dat dit twee verschillende domeinen zijn, die in een dialectische samenwerking verweven kunnen zijn. Dit is zeer verhelderend voor de praktijk. Zoals de therapeut niet als spirituele gids kan functioneren, is het niet verantwoord dat de geestelijk begeleider juist géén mentor zou zijn. Een volgende tekst is van een heel andere aard. Zijn de verschijningen van Onze-Lieve-Vrouw te Beauraing (begin van de jaren 30 van de vorige eeuw) een uiting van volksgeloof of van psychopathologie? Zorgvuldige lezing van de gebeurtenissen toen, van de deskundigenverslagen én het weergeven van de religieuze en medische context van die tijd leiden tot een genuanceerd antwoord.
De laatste tekst is een bewerkte vertaling van een Franse tekst die de auteur schreef als bijdrage voor een Schreber-colloquium in Cerisy-la-Salle (1993). Het is bijzonder goed dat deze tekst nu ook in het Nederlands beschikbaar is. Immers, de wijze waarop de auteur zowel fenomenologisch als psychoanalytisch de eigenheid en het onderscheid tussen de hysterische psychose en de psychotische waan uitwerkt, getuigt van een coherent theoretisch denken met een zeer grote klinische relevantie. Wie een tekst als deze leest, beseft de grote complexiteit die achter een psychotisch symptoom kan schuilgaan. Met recht kan gezegd worden dat door de bundeling van deze teksten van Corveleyn de waarde van de klinische godsdienstpsychologie nu voor een breed publiek duidelijk kan worden. Ge-lovig of niet, deze bundel zal u vast aanspreken …
M. Calmeyn