Theory and practice of psychiatry
Dit is een goed boek. Dat is al direct te merken in de vier inleidende hoofdstukken die zich richten op de afbakening van het specialisme en de verschillende benaderingswijzen in de psychiatrie. In hoofdstuk 1 wordt onderscheid gemaakt tussen 'vorm' en 'functie' (of - in de Duitse traditie - erklären en verstehen). Dat zijn en blijven, merkt de auteur met recht op, twee verschillende en beide even noodzakelijke invalshoeken om naar psychiatrische problematiek te kijken. Maar, voegt hij daar terecht aan toe, pogingen om ze te verenigen in het biopsychosociale model zijn per definitie gekunsteld. Ook de aandacht voor betrouwbaarheid en validiteit van psychiatrische diagnoses is van groot belang. Hoofdstuk 2 richt zich op het psychiatrisch onderzoek. In hoofdstuk 3 komen de assen van de dsm-iv aan de orde, maar ook de verschillende manieren om naar klinische verschijnselen te kijken: als symptomen van ziekten, dimensioneel, vanuit het gedrag en vanuit de levensgeschiedenis. Hoofdstuk 4 gaat over de neurobiologie van psychiatrische stoornissen. Na enkele algemene opmerkingen over verschillende mogelijke ge-zichtspunten voor ziekten, komen de neurobiologie van geheugen, angst en plezier, aandacht en executieve functies en stemming aan de orde, allemaal beknopt en helder.
In hoofdstuk 5 t/m 15 komen achtereenvolgens alle grote ziektebeelden aan bod. Daarbij wordt een vast stramien gevolgd: per stoornis eerst de fenomenologie (vaak aangevuld met een gevalsbeschrijving) en de epidemiologie, daarna pathologie, etiologie en behandeling. Het boek sluit af met hoofdstukken over suïcide, geweld, psychotherapie, stoornissen op de kinderleeftijd en forensische psychiatrie. Het hoofdstuk over psychotherapie is wat beperkt, in die zin dat daar voornamelijk de gemeenschappelijke factoren van psychotherapie worden besproken. Bij de diverse grote ziektebeelden wordt wel meer aandacht aan de verschillende vormen van psychotherapie besteed. Aparte hoofdstukken over zwakzinnigheid en ouderenpsychiatrie ontbreken.
Het boek is helder geschreven, het is systematisch en het is up-to-date. Dat het helemaal door één auteur geschreven is, heeft daar zeker aan bijgedragen. Het is bedoeld voor medisch studenten en is wat ons betreft een serieuze kandidaat voor het curriculum geneeskunde in Leiden. Co-assistentenonderwijs over de grote psychiatrische ziektebeelden aan de hand van de relevante (ook inleidende) hoofdstukken uit dit boek bleek een succes. Ook co-assistenten vonden het een helder en gemakkelijk toegankelijk boek, dat een snelle introductie in het psychiatrisch onderzoek en denkkader mogelijk maakt. Wel werden de historische overzichten bij de fenomenologie soms als wat langdradig ervaren. Het boek is ook voor beginnende assistent-geneeskundigen in opleiding (agio's) tot psychiater de moeite waard als basis-boek. Tucker, emeritus hoogleraar psychiatrie aan de University of Washington School of Medicine, heeft gelijk als hij op de achterflap schrijft: 'I would be happy if residents know all that was in this book.'
N. van der Wee, F.G. Zitman