Praktijkboek persoonlijkheidsstoornissen. Diagnostiek, cognitieve gedragstherapie en therapeutische relatie
Doel van de auteur was met dit boek een helder en actueel beeld te geven van het brede terrein van de persoonlijkheidsstoornissen en daarvoor een praktische gids te maken. Een tweede doel was het verbinden van een sterk cognitief accent op de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen met het gedragstherapeutische leermodel en de functieanalyse als methode. De functieanalyse wordt ook toegepast op de therapeutische relatie en op de eigen cognities van de therapeut. Voorts wordt het gedragstherapeutische proces toegepast op elke specifieke persoonlijkheidsstoornis.
Het is een boeiend praktijkboek geworden met talloze voorbeelden en heel aardige aanknopingspunten voor de praktiserende clinicus. De lezer moet geen kritisch overzicht van onderzoek naar en theorievorming op het gebied van de persoonlijkheidsstoornissen verwachten. Het is een boek voor en door de practicus. De wijze waarop cognitieve gedragstherapie wordt opgevat, staat dan ook dichtbij de manier waarop veel praktiserende clinici ermee omgaan en staat verder verwijderd van de in de onderzoekspraktijk overheersende opvattingen. In dit boek wordt, vanuit een klassieke opleiding en houding, moderne cognitieve therapie - geïntegreerd met ook allerlei psychodynamische inzichten over bijvoorbeeld overdracht en tegenoverdracht - toegepast op een terrein waar de klassieke gedragstherapie traditioneel gesproken zwak was: dat van de persoonlijkheid en de persoonlijkheidsstoornissen. De leertheoretische leemte wordt door de auteur rijkelijk ingevuld met theoretici als Millon. De adequate schrijfstijl vult de auteur aan met een opvallende voorkeur voor visuele weergave: er zitten meer dan 200 figuren en tabellen in dit boek en niet zoals in een wetenschappelijk werk gevuld met getallen, maar vooral met concepten.
In dit boek wordt het dsm-classificatiesysteem nog sterk als uitgangspunt genomen, niet alleen voor de hoofdstukindeling, maar ook bijvoorbeeld als doel waar de psychologische diagnostiek naartoe werkt. As-ii (de persoonlijkheidsstoornissen in de dsm) is echter in menig opzicht op zijn retour en dat zou de auteur meer vrijheid hebben kunnen geven. Voorts begint in mijn visie de psychologische diagnostiek pas nadat de dsm-classificatie, vooral in het klinische onderzoeksgesprek, is gesteld. Wellicht iets om in de tweede druk overwegen.
J.J.L. Derksen