Het duister zichtbaar. Verslag van een voorbijgaande gekte
Deze recensie betreft drie boeken: Porter, R., Waanzin. Een korte geschiedenis, Walker, A., De borderline-dans en Styron, W., Het duister zichtbaar. Verslag van een voorbijgaande gekte.
Het lijkt een onmogelijke opgave om in nauwelijks tweehonderd pagina's de geschiedenis van de waanzin adequaat te beschrijven. De helaas veel te vroeg overleden Britse historicus Porter heeft deze klus echter geklaard. In zijn boek Waanzin. Een korte geschiedenis slaagt hij erin om essentiële historische ontwikkelingen op het terrein van de psychiatrie glashelder te beschrijven zonder de complexiteit ervan al te zeer geweld aan te doen. Over een periode van 5000 jaar voor Christus tot en met de recente eeuwwisseling weet Porter steeds tot de kern door te dringen en met aansprekende voorbeelden te illustreren. Samen met de geselecteerde bibliografie biedt zijn boek daarmee een uitstekende eerste oriëntatie op de geschiedenis van de psychiatrie.
Anders dan de titel doet vermoeden, moet de lezer overigens wel bedenken dat Porter relatief weinig aandacht schenkt aan de ontwikkeling van de waanzin zelf. De intrigerende vraag bijvoorbeeld in hoeverre de waanzin uit het verre verleden te vergelijken is met die van tegenwoordig, laat hij goeddeels rusten. Meer dan een eigenzinnige geschiedenis van gekte is zijn boek dan ook een knappe, maar tamelijk conventionele historische schets van theorieën over en behandelingen van psychiatrische stoornissen. Daarbij is een kenner als Porter natuurlijk niet te betrappen op naïef vooruitgangsdenken. Volgens hem heeft de psychiatrie altijd gepoogd zowel in wetenschappelijke zin vat te krijgen op geestesziekte als geesteszieken te genezen. In het slotwoord toont hij zich duidelijk sceptisch over de vraag of die pretenties in de afgelopen 'eeuw van de psychiatrie' wel zijn waargemaakt. Ter illustratie van deze opvatting hadden in zijn bibliografie de bovengenoemde boeken van Walker en Styron niet misstaan.
Walker beschrijft in De borderline-dans hoe hij als aankomend psychiater verliefd werd op een patiënte met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Walker verkeerde in de veronderstelling dat hij haar met zijn onvoorwaardelijke liefde wel op het rechte spoor kon houden en trouwde met haar. Ondanks zijn toewijding, geduld en begrip, de ondersteuning door hulpverleners met psychotherapie en psychofarmaca liep de 'borderline-dans' met deze vrouw uit op een enorme desillusie. Niemand bleek in staat de noodlottige ontwikkelingen een halt toe te roepen. Walker zelf was uiteindelijk niet meer bestand tegen haar grillige, manipulerende gedrag en de heftige ruzies en vechtpartijen. Onvermijdelijk eindigde de relatie in een scheiding, waarna hij zijn voormalige echtgenote al snel uit het oog verloor.
De auteur van Sophie's Choice, Styron, beschrijft in Het duister zichtbaar. Verslag van een voorbijgaande gekte zijn schrijnende worsteling met een ernstige depressie en de moeite die het de psychiatrie kostte om hem hiervan af te helpen. Psychofarmaca en psychotherapie boden nauwelijks enig soelaas, ook al doordat ze met weinig kennis van zaken werden toegepast. Pas opname in een psychiatrisch ziekenhuis leidde zijn herstel in. Gezien deze teleurstellende ervaringen hoeft het niet te verbazen dat Styron geen al te hoge dunk heeft van de psychiatrie. Hij wijst op 'de heftige en soms lachwekkend aandoende tegenstellingen' binnen de hedendaagse psychiatrie: het schisma tussen de volgelingen van de psychotherapie en de aanhangers van geneesmiddelengebruik. Dat doet hem denken aan de medische discussie in de achttiende eeuw ('to bleed or not to bleed') en typeert volgens hem de onverklaarbare aard van de depressie en de moeizame behandeling ervan. Styron concludeert aan het einde van Het duister zichtbaar dat de echte genezers voor zijn depressie afzondering en tijd waren. En dat is bepaald dodelijk, want dit zijn nu juist elementen waarop de moderne psychiatrie zich niet graag laat voorstaan.
De autobiografische boeken van Walker en Styron zijn tijdsdocumenten, die niet alleen een boeiend en indringend beeld geven van twee ernstige psychiatrische stoornissen, maar ons ondubbelzinnig voorhouden dat ook de hedendaagse psychiatrie niet op alle problemen een antwoord heeft. Best mogelijk dat over honderd jaar een historicus naar beide boeken verwijst om te onderstrepen dat de psychiatrie rond het jaar 2000 ondanks alle vernieuwingen nog altijd meer werd gekenmerkt door pretenties dan door effectiviteit.
R. van Deth