Fighting for mental health. A personal view
Norman Sartorius is misschien wel 's werelds bekendste autoriteit op het gebied van de public mental health, een naam die hij onder meer verworven heeft als directeur van de Mental Health Division van de World Health Organisation (who) en als president van de World Psychiatric Association (wpa). Daarnaast was hij als hoogleraar verbonden aan diverse universiteiten, zoals die van Genève, Praag, New York en Zagreb. Hij heeft leidinggegeven aan vele internationale epidemiologische en sociaal-psychiatrische onderzoeksprojecten.
Nu, min of meer aan het einde van zijn professionele carrière, heeft hij dit boek uitgegeven, dat bestaat uit een introductie en negentien korte essays waarin hij zijn persoonlijke visie op een aantal psychiatrische vraagstukken geeft. Zij handelen vooral over de identiteit en de maatschappelijke positionering van de psychiatrie. Sartorius' overwegingen zijn alleen al interessant omdat hij als geen ander in staat is na te denken vanuit een echt supranationaal perspectief. Met name op het terrein van de psychiatrie in de derde wereld, dat in dit boek veel aan bod komt, heeft hij zich een benijdenswaardige expertise verworven, die door weinigen geëvenaard wordt. Het boek is geschreven in een sobere, compacte stijl; er staat geen woord te veel in. Elke pathetiek ontbreekt, toch maakt het een heel persoonlijke indruk. De hoofdstukken bestaan uit al eerder gepubliceerde artikelen, niet-gepubliceerde voordrachten en een aantal speciaal voor dit boek geschreven bijdragen.
Het eerste deel is opgebouwd uit zeven artikelen die handelen over de factoren die de ontwikkeling van mental-health-programma's bepalen - en dan in het bijzonder, zij het niet uitsluitend, in de derde wereld. Interessante thema's als de uiteenlopende opvattingen over de rechten en plichten van burgers in diverse landen en de betekenis daarvan voor de psychiatrische zorg, de inhoud van het begrip 'psychische stoornis', het achterblijven van de psychiatrische research in ontwikkelingslanden en de relatief geringe invloed van de psychiatrie op maatschappelijke ontwikkelingen in het algemeen komen daarin aan de orde.
In de vijf essays van het tweede deel gaat het over de relatie tussen psychiatrie en somatische geneeskunde. Vooral de mogelijkheden en grenzen van de psychiatrische behandeling in de eerste lijn komen uitgebreid aan bod. Sartorius toont zich hier van zijn beste zijde, een idealist met een scherp oog voor de realiteit. Informatief is het hoofdstuk over de geschiedenis van de psychiatrische programma's in de who.
Het derde deel bestaat uit zeven artikelen over psychiatrische onderwerpen in engere zin. Zeer relevant zijn de beschouwingen over het bepalen van de behoefte aan psychiatrische voorzieningen en het ontbreken van belangstelling voor primaire preventie in de psychiatrie. Uiterst leerzaam zijn de beschouwingen over de nog steeds relatief lage positie van de psychiatrie te midden van de andere medische disciplines en de geringe maatschappelijke rol die de psychiatrie in het algemeen speelt. Ook bij het analyseren van deze kwesties blijkt Sartorius een realist, die de oplossing voor dit soort problemen primair zoekt in de attitude van de psychiatrie zelf. Zo schrijft hij in hoofdstuk 15, The seven vices of psychiatry: 'To a significant degree, however, psychiatrists have to blame themselves for this situation. Unless they change their ways, mental health programmes will continue their arduous and slow development for a long time to come' (en dat slaat echt niet alleen op de ontwikkelingslanden!).
Het is, kortom, een boek dat warm aanbevolen kan worden aan elke psychiater die geïnteresseerd is in de identiteit en de maatschappelijke betekenis en positie van zijn vak, en dat gezien vanuit een internationaal perspectief.
W. van Tilburg