Handbook of Integrated Short-Term Psychotherapy
Kortdurende psychotherapie is een effectieve behandeling waarmee zeventig procent van de patiënten significant verbetert. Tot op heden is er echter nog geen evidentie dat de ene vorm van kortdurende psychotherapie significant effectiever is dan de andere. Geleidelijk krijgen we meer zicht op de factoren die bijdragen tot therapiesucces: een goede therapeutische alliantie, lichte ernst van de stoornis, een competente en vriendelijke therapeut, een behoorlijke kwaliteit van objectrelaties bij de patiënt. Flexibiliteit in de aanpak biedt voordelen; therapeuten kunnen beter niet rigide vasthouden aan één methode. Het nut van therapy manuals wordt in dit boek terecht betwijfeld.
De onderzoeksbevindingen betreffende kortdurende psychodynamische psychotherapie hebben de auteurs ertoe gebracht een psychotherapievorm op maat te ontwikkelen, waarbij in de eerste plaats aan de psychologische noden van elke patiënt afzonderlijk tegemoet wordt gekomen. De intake leidt tot een psychodynamische formulering, waarbij men aandacht schenkt aan de psychische structuur, de interne dynamiek en de persoonlijkheidsontwikkeling van de patiënt. Bovendien wordt een probleemlijst opgesteld met een beschrijving van de automatische gedachten, de typische denkfouten en de disfunctionele cognitieve schema's. Op die manier bewerkstelligt men een integratie van psychodynamische psychotherapie en cognitieve gedragstherapie. De gevalsformulering zal als vertrekpunt dienen van het behandelingsplan en de therapeutische interventies. Men plaatst hierbij de patiënt op een rudimentair continuüm van psychopathologie. Bij ernstige stoornissen (gebrek aan zelfcohesie, afwezigheid van objectconstantie, optreden van psychische fragmentatie), zal men vooral gebruikmaken van steunende technieken in combinatie met medicatie. Bij lichtere pathologie kiest men voor expressieve en cognitieve interventies. In vergelijking met de andere vormen van kortdurende psychotherapie zal men soepel wisselen tussen steunende, expressieve en cognitieve interventies en het voorschrijven van medicatie (transitioning between approaches). Men let ook meer op een dreigende breuk in de samenwerking tussen therapeut en patiënt, die men snel probeert te herstellen. Het belang van een goede therapeutische relatie wordt herhaaldelijk benadrukt.
De bespreking van de verschillende therapiefasen (begin-, midden- en eindfase) wordt geïllustreerd met praktijkvoorbeelden van patiënten die zich op verschillende plaatsen van het continuüm situeren en dan in aanmerking komen voor een bepaalde benadering: supportief, supportiefexpressief, expressief-supportief en expressief. De invloeden van het werk van Luborsky en van Davanloo zijn duidelijk. Het hoofdstuk over de combinatie psychofarmaca en psychotherapie biedt een goed overzicht van de stand van zaken.
Dit is een inleidend boek dat een moeilijke therapievorm te simpel voorstelt. Maar als voorbeeld van integratie vind ik dit boek meer geslaagd dan het werk van Ryle (Ryle & Kerr 2002). Aan sommige therapiefragmenten heb ik me behoorlijk geërgerd: soms krijgt de patiënt geen ruimte om zijn verhaal te ontwikkelen en wordt hij te vroeg bestookt met vragen en confrontaties. Psychiaters die aandacht besteden aan de relatie - ook al zijn ze biologisch georiënteerd - zullen aan dit boek iets hebben. Ervaren psychotherapeuten zullen weinig nieuws vinden. Het is ook niet het beste boek voor een beginner.
M. Hebbrecht