The Brain and the Inner World. An introduction to the neuroscience of subjective experience
Solms & Turnbull hebben een toegankelijk boek geschreven, gericht op de geïnteresseerde leek. Dat is een verademing. Allerlei zaken betreffende de neurobiologie die ik niet aan anderen durf te vragen, worden helder uitgelegd. Regelmatig dacht ik: Aha, nu snap ik het. De eerste acht hoofdstukken heb ik achter elkaar uitgelezen. Kennis over subjectieve ervaring valideert neurobiologische kennis.
Na een voorwoord van Oliver Sacks volgt een introductie over basisconcepten, de relatie tussen geest en brein, bewustzijn en het onbewuste, emotie en motivatie, geheugen en fantasie, dromen en hallucinaties, genetische invloeden en omgevingsinvloeden op mentale ontwikkeling, en de linker- en de rechterhemisfeer. Hoofdstuk 9 gaat over 'het zelf en de neurobiologie van de talking cure', en het boek wordt afgesloten met een hoofdstuk over de toekomst en neuropsychoanalyse.
De schrijvers breken een lans voor een wetenschappelijke samenwerking tussen neurowetenschappers en psychoanalytici. Ze slagen daar naar mijn mening slechts gedeeltelijk in. Ik vermoed dat psychoanalytici geboeid zullen zijn door de heldere uitleg over de neurobiologie, neurobiologen echter zullen gesterkt worden in een aantal vooroordelen over de wetenschappelijke staat van de psychoanalyse. De sterkste passages uit het boek betreffen de neurobiologie. Op een aantal plaatsen waar het psychoanalytische gedachtegoed wordt beschreven, is de tekst zwakker. Voorbeelden hiervan zijn: 'A patient might appear to be inappropriately happy, not because he cannot generate negative emotions, but because he cannot bear them. An inappropriately happy person, might beneath the surface, very well be struggling with depression.' Dit zijn teksten die de neurobioloog niet direct uitnodigen tot samenwerking. Ook het hoofdstuk over 'How does the talking cure work?' kan, vermoed ik, rekenen op opgetrokken wenkbrauwen: is het effect al aangetoond? In een gevalsbeschrijving van een jongeman die door een herseninfarct halfzijdig verlamd raakte en niet meer in staat was vloeiend te spreken, melden de auteurs: '… this was a patient who was almost literally wordless, and yet was able to make productive use of psychoanalytic therapy - the so-called talking cure - to negotiate the painful process of mourning and gain new insights that enabled him to endure…'. Hoe dat in zijn werk ging, blijft de vraag.
Kortom, een belangrijk boek voor collega's zonder uitgebreide neurobiologische scholing over een centraal thema van ons vak, namelijk 'de samenhang tussen subjectieve ervaring en neurobiologie'. Helaas is het de auteurs niet gelukt om in de tekst over psychoanalyse vaagheden te vermijden.
L. de Haan