Richtlijnen voor klinische diagnostiek van dsm-iv-persoonlijkheidsstoornissen
achtergrond Klinische diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen is onvoldoende betrouwbaar en valide. Er bestaat in de klinische praktijk geen consensus over de meest aangewezen diagnostische procedure.
doel In dit artikel worden richtlijnen geformuleerd voor klinische diagnostiek van dsm-iv persoonlijkheidsstoornissen.
methode Als uitgangspunt voor deze overzichtsstudie van diagnostische procedures voor de klinische diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen zijn drie kwaliteitseisen gekozen: betrouwbaarheid, validiteit en uitvoerbaarheid. De bestaande meetmethoden worden systematisch geëvalueerd aan de hand van deze criteria, alvorens te komen tot richtlijnen waarbij getracht wordt een optimale balans te bereiken in de mate waarin aan deze criteria is voldaan.
resultaten De betrouwbaarheid van de meting is gebaat bij structurering van de dataverzameling en standaardisatie van de scoring. Hiertoe vormt een semi-gestructureerd interview het beste middel. Als waarborgen voor voldoende validiteit worden aangemerkt: de beschikbaarheid van anamnestische gegevens, multipele bronnen van informatie en heldere operationele definities van de algemene en specifieke diagnostische criteria. In het kader van de uitvoerbaarheid wordt bepleit om, voorafgaande aan het afnemen van het semi-gestructureerde interview, onderzoekshypothesen te genereren op basis van een combinatie van een screeningsvragenlijst, klinische indrukken, en eventueel andere informatiebronnen.
conclusies Betrouwbare en valide diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen is een veeleisende taak die zowel voldoende kennis van dsm-iv als uitgebreide en intensieve training in het afnemen van een semi-gestructureerd interviewschema vereist.