Psychiatrie in discussie
Samenvatting van de discussie door Dr. W. J. Sengers te Rotterdam
1 Opmerking vooraf — De inleiders hebben met de toelichting op hun stellingen een zo lange reeks problemen aangewezen, dat daarop tijdens de vijf kwartier discussietijd onmogelijk diep kon worden ingegaan. Het hier volgende overzicht kan dan ook niet meer zijn dan een inventarisatie van onderwerpen waarvoor, buiten het door de inleiders opgemerkte, door een betrekkelijk klein aantal (14) uit de ongeveer 300 aanwezigen nader aandacht werd gevraagd.
2 Overzicht van de problematiek — 'Psychiatrie in discussie' bleek tijdens deze vergadering voornamelijk betrekking te hebben op de volgende vier aspecten: wetenschap en wetenschappelijk onderzoek, beroepsuitoefening, opleiding, verenigingstaken.
a Wetenschap en onderzoek — Gewezen werd op de betekenis voor de psychiatrie van biologische wetenschappen, gedragswetenschappen (w.o. ecologische aspecten), maatschappijwetenschappen, taalwetenschappen en de filosofie. Met name kwam de noodzaak naar voren van een kritische bezinning op de in de psychiatrie gebruikelijke grondconcepten zoals de begrippen gezondheid, ziekte en stoornis: de criteria; de zgn. ziektemodellen: bv. medisch versus relatiemodel; theorieën over de (on) voorwaardelijke correlatie tussen organiciteit en gedrag). Onmiddellijk hierbij aansluitend deed zich de vraag voor naar de wijze van samenwerking tussen de genoemde disciplines, wat de psychiater zich van deze wetenschappen eigen zal moeten maken en wat hij van deze hulpwetenschappen wel en niet zal kunnen verwachten. Op wel alle deelgebieden van de psychiatrie bestaat de behoefte aan wetenschappelijk onderzoek. Te weinig is bekend wat er binnen het Nederlandse taalgebied aan wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot de psychiatrie gedaan wordt.
b Beroepsuitoefening — Onder dit aspect kunnen de opmerkingen samengebracht worden die betrekking hebben op de rol van de psychiater als hulpverlener enerzijds, op vraagstukken die samenhangen met zijn plaats binnen de (geestelijke) gezondheidszorg als georganiseerd sociaalpolitiek systeem anderzijds. Wat de hulpverlening betreft gaat het om reflectie op ons zelf (m.n. onze attitude als persoon en als beroepsbeoefenaar), om de relatie tot de patiënten (c.q. het patiëntensysteem), de samenwerkingsvormen met andere werkers binnen de geestelijke gezondheidszorg en om de vraag of wij niet naast de eigenlijke op individu of kleine groep gerichte zorg evenzeer een taak hebben ten aanzien van ziekmakende of risicoverhogende samenlevingsstructuren (sociatrie). Politieke stellingname hangt hier nauw mee samen. Wat betreft de gezondheidszorg als systeem kwamen kwesties als het al dan niet nationaliseren (en zo ja, hoe?), de financiering der gezondheidswerkers, problemen aangaande het overleg met ziekenfondsorganisaties en de financiering van nieuwe taken zoals mental health consultation, aan de orde. Ter vergadering werd een motie ingediend waarin tot uitdrukking kwam dat het kunnen aantrekken van psychologen en maatschappelijk werkers van groter belang is dan een uitbreiding van de z.g. 45-urenregeling psychotherapie.
c Opleidingen — Een vraag was of de psychiater een specialist zoals de andere moet zijn, of dat hij meer op één lijn met de huisartsen moet staan. Hiermee samenhangend zijn de problemen met betrekking tot het opleidingspakket tijdens de specialisatie, m.n. of daarin niet een nadere differentiatie aangewezen raakt. Een relevant probleem was ook de kwestie hoe groot de behoefte aan psychiaters (en welke psychiaters?) heden ten dage is. Daarnaast is er het probleem van de bijdrage vanuit de psychiatrie aan andere opleidingen van gezondheids- en welzijnszorg.
d Verenigingstaken — Van groot belang werd geacht dat de psychiaters als verenigde groep uitspraken zouden doen over actuele maatschappe365 lijke problemen die de geestelijke gezondheidszorg nauw raken zoals abortus, wetgeving, de huidige situatie op de Inspectie enz. Bij herhaling werd gewezen op de onmondigheid die voortvloeit uit de huidige verouderde verenigingsstructuur. Ook werd aandacht gevraagd voor een betere coordinatie van de werkzaamheden der afdelingssecties ten opzichte van die van de afdeling als geheel.
3 Conclusies — I Wat in deze afdelingsvergadering aan de orde gesteld is over de hedendaagse psychiatrie in Nederland, blijkt een grote belangstelling van de zijde der leden te hebben. Het afdelingsbestuur zal zich op de consequenties daarvan moeten beraden.
II — Niemand van de aanwezigen heeft de noodzaak van het multiconditionele denken en handelen ontkend. Men zou daarom kunnen zeggen dat Riimke's betrekkingssysteem in volle bloei is. De centrale problematiek lijkt thans het fundamentele denken over de in de psychiatrie gebruikelijke begrippen en modellen.
III — Als men ervan uitgaat dat veranderingen binnen de onder 2 genoemde aspecten noodzakelijk zijn, dan is nog niet duidelijk geworden welke de alternatieven zijn en hoe die bereikt kunnen worden. Hiervoor zullen nog andere middelen dan plenaire bijeenkomsten zoals op deze dag gevonden moeten worden.